Wekelijks ren ik een rondje. Aangezien wij aan de rand van de stad wonen, ben je zó buitenaf. Nu ik alles boven de 6 kilometer een crime vind, ben ik niet meer dan een half uurtje onderweg. Niet lang geleden- ik heb inmiddels meer vroeger dan later – voerde mijn route langs houtsingels, door weilanden en tussen boerderijen. De leeuwerik zong terwijl het vogeltje steeds hoger vloog, de grutto riep, van de tureluur werd je inderdaad tureluurs en kieviten voerden met hun typisch jodelende geluid acrobatische duikvluchten uit.
Wil ik nu een half uur rennen, dan zie ik nog maar enkele postzegelgrote weilandjes. De leeuwerik heb ik tien jaar geleden voor het laatst gehoord, grutto en tureluur zijn eveneens weet-ik-veel-waar gebleven. Er vliegt nog een handvol kievieten – maar niet lang meer vrees ik. Het weiland waar zij tot voor kort nestelden wordt bewerkt door een boer die werkelijk een enorme boer is. Het begon er mee dat zijn aanvankelijk tamelijk ongerepte grasperceel plotseling verdorde en geel werd. Ongetwijfeld dankzij een forse portie roundup of een ander giftig goedje dat de kruidenrijke vegetatie geheel deed verdwijnen. Vervolgens begon de gifmenger met een trekker de grond om te werken. Er stonden een paar stokken, blijkbaar daar neergezet door een vogelwerkgroep om aan te duiden waar de kieviten hun nesten hadden. Deze haalde de boer resoluut weg en het gehele perceel was in no time omgewerkt. Hij pootte daar aardappels. De vogels waren gevlogen.
Er waren voorheen nog de nodige min of meer ongerepte weilanden, maar daar waar ik mij op de toendra waande, is nu een XL businesspark. Het is een verschrikkelijk oord waar je niet door kunt lopen zonder in een depressie te raken. Er zijn en worden immense hallen neergepoot, zodanig volumineus dat er in zo’n gigantisch gebouw met gemak een vloot passagiersvliegtuigen kan worden ondergebracht. Onder meer een tuinmeubelboer, een oliehandelaar en een vervoersbedrijf hebben kennelijk slechts dan bestaansrecht als zij hun waren in deze wanstaltige loodsen kunnen onderbrengen. Nu willen ze nog fiks gaan uitbreiden ook. Straks loop ik als een minuscule figuur in dat verdoosde landschap. De voorjaarszon tracht een strookje licht tussen het geribbelde staal te prikken. De wind blaast zand in je ogen en maakt een naargeestig geluid. Meer valt er trouwens ook niet te horen.
Is het dan allemaal kommer en kwel? Er zal toch wel iets moois te ontdekken zijn? Schoonheid schuilt immers soms in verborgen plekjes. Nu: het is inderdaad een doffe ellende en de schoonheid moet komen van 7 sneue miniboompjes die in een hoekje van het park zijn neergezet en daar staan te verpieteren. Een uiterst pover excuus voor deze gigantische horizonvervuiling. Er is vast een businessparkmanager geweest die blij geroepen heeft: ja, maar we hebben ook een plek voor de natuur ingeruimd hoor!
Humor. Voor wie er van houdt.
Erik Endlich