Sport is in de kern een metafoor voor het leven. Immers: men gaat de strijd aan met anderen, getroost zich inspanningen om beter te worden, gaat netjes met nederlagen om maar triomfeert liever, schuwt de confrontatie niet en versaagt evenmin.
Ziedaar het recept voor wie wil slagen in het leven. Zelfs het slavenbestaan in de kantoortuin vindt troost in de sport: ook daar is het vaak bikkelen in de middenmoot met geen vooruitzicht op een plek op het podium. De eerzuchtigen komen daar wel terecht, geholpen door het fanatisme dat in hun aard gebakken zit. Dat zijn de flapdrollen die in het professioneel bestaan over lijken gaan om de top te bereiken.
Zelfs bij het toeven in de natuur, waar men zich verwondert over de schoonheid van vogels en kruipend gedierte, is er dikwijls sprake van na-ijver. De vogelliefhebber bijvoorbeeld, meet zich met anderen als het gaat om het aantal waargenomen gevederde vrienden. Werkelijk, er bestaat een heuse wedstrijd vogels kijken, waarbij het er om gaat in een jaar tijd zoveel mogelijk vogels te spotten. Aldus bezoekt de doorgaans vermogende of gepensioneerde vogelaar allerlei uithoeken op de aardkloot, teneinde de zeldzame Falklanduil, Canarisch Fluitertje of Benedictijnse Gaai aan de onmetelijk vele andere piepers en fluiters toe te voegen.
Ik ben zelf een enthousiast kijker van het programma Vroege Vogels, maar ook daar dient zich de competitiedrang op. De presentatoren speuren rietveld, kwelder, oerbos en weidegrond af, dikwijls vergezeld van een boswachter of deskundige. Je merkt dat de vrouwelijke en mannelijke presentatoren er alles aan doen om een gevederde vriend of bijzonder knaagdier te spotten alvorens de deskundige deze in de kijker krijgt. “Is dat geen….” en dan volgt iets bijzonders. Gaaf is het dan als de begeleidende boswachter koeltjes concludeert dat het bijvoorbeeld de doodnormale huismus is, maar daar ginds, een beetje naar rechts ja, de klauwier zich toont. Lachen.
Want ook dat is in onze genen gebakken: de vreugde die de jammerlijke afgang van een alfamannetje of –vrouwtje ons biedt. Om dat te illustreren dalen wij af naar de krochten van onze driften, die sedert de prehistorie obscure grotten en onmetelijke woeste gronden toegankelijk maakten. Daar past geen concujager bij, die het vlees voor zich opeist en de leukste vrouw aan de haren boomhut of kloof insleurt.
Naar mijn bescheiden mening zou ik niet teleurstellend scoren in een dergelijke omgeving. Rad van benen en vlot in slagenwisselingen had ik zeker kansen gemaakt op de arbeidsmarkt van het ochtendgloren van menselijke activiteit.
Rest ons te concluderen wat sport ons gebracht heeft. Nu, daar heb ik in dit epistel reeds het nodige over gezegd. Wie zich uit de naad loopt, een bal goed kan raken, een tegenstander ter aarde doet storten of reeds door het zwellen zijner spieren imponeert, zal slagen in het leven. Wie hier aarzelt, melde zich bij mijn loopgroep.
Erik Endlich