Uit de krant begrijp ik, dat veel lieden depressief worden van corona. Vooral degenen die vanwege de leeftijd of een chronische natte neus een risico vormen voor de werkvloer. Zij zijn veroordeeld om thuis te blijven en aan de keukentafel wat werkzaamheden te verrichten. Behalve rugklachten vanwege het beroerde meubilair leidt een en ander tot mentaal malheur, terwijl de depressiviteit nog eens wordt bevordert door het gemis aan collegiale contacten.
Vooreerst: ik kan mij daar niets bij voorstellen. Ik verricht weliswaar mijn type-opdrachten van kantoor vanachter de eettafel, zo vaak ik kan onderbreek ik de thuisarbeid door te plassen en koffie te zetten. Dat laatste is overigens de oorzaak van de daarvoor genoemde activiteit. Veel drinken leidt immers tot frequent toiletbezoek. Concluderend meen ik te kunnen zeggen dat ik meer plas dan werk. Verder mis ik mijn collega’s niet. Een enkeling is aardig hoor, een ander helpt mij wel eens met die vervloekte automatiseringssystemen, maar overigens zijn het geen vrienden. Die zijn namelijk wel leuk. Ten slotte sport ik veel. Eigenlijk heb ik nauwelijks tijd voor thuiswerken.
Kent u Wiepke Cahn? Dat is een prof. dr., met andere woorden: zij is een autoriteit. Om precies te zijn: een ‘hoogleraar lichamelijke gezondheid bij psychiatrische aandoeningen’. Dat lijkt mij overigens een vrij beperkt leergebied, waar je na kennisneming van een paar dunne handboekjes de spreekwoordelijke eenoog in het land der blinden bent – maar ik kan het mis hebben hoor. Enfin, deze mevrouw beweerde in een bijlage van de NRC afgelopen zaterdag dat bewegen een groot effect heeft op de psychische gezondheid. Dat heb ik direct aan mijn eega laten lezen, aangezien ze mij beschouwt als een ernstig slachtoffer van sportverdwazing. Dit vanwege mijn dagelijkse, bijna manische drift om te sporten. Wiepke nu beweerde in haar dissertatie dat 150 minuten per week matig tot hoog intensief bewegen en twee keer per week spierversterkende oefeningen gelijk staat aan medicatie waar je vrolijk van wordt.
Deze mededeling heeft mij toch wel enigszins in verwarring gebracht. 150 minuten matig is in mijn optiek een lachertje. Ik kom met gemak aan het driedubbele. Daarbij noemt mevrouw Cohn als voorbeelden van prima beweging: wandelen, fietsen en dansen. Het kan niet anders, of de hoogleraar heeft specifieke doelgroepen op het oog: de grijsaards. Ballroomdansers. De gemakzuchtigen.
Niettemin is mij nu wel helder geworden waarom ik zo verschrikkelijk vrolijk ben. Eerlijk: ik beweeg mij met een dociele grijns op het gezicht door het leven, ook over de ernstige zaken van het bestaan maak ik grappen en zelfs de vorm van autisme die de coronacrisis bevordert, beïnvloed geenszins mijn opgewekte natuur. Ik heb werkelijk een continue kaakkramp vanwege mijn opgekrulde mond. Het is evident: ik sport teveel. Een beetje dansen, een paar honderd meter wandelen, een klein stukje fietsen – en het is gedaan met mijn schaterlachen. Kortom: een beetje depressiviteit kan nooit kwaad.
Erik Endlich