Tot voor kort ging ik jaarlijks naar Papendal teneinde als hardlooptrainer te worden bijgespijkerd. Dat komt vooral, omdat hardlopen een religie is geworden. Niet voor mij overigens, maar zo denken de meeste van de paar honderd trainers die zich daar en op hetzelfde moment verblijven en die zich eveneens voor enkele workshops hebben opgegeven. Toegegeven, er is wat te zeggen over trainingsvorm en de techniek van het rennen, maar dat er sinds decennia jaarlijks iets van 26 coaches zijn die afzonderlijk steeds weer iets nieuws over het hardlopen kunnen vertellen: inmiddels is mij dat geneuzel wat teveel geworden en blijf ik thuis.
Dat is vooral ook, omdat het geouwehoer over iets dat in essentie neerkomt op de ene voet voor de andere zetten, met name bezocht wordt door oorwurmen. Althans, verreweg de meeste lieden die leiding geven aan loopgroepjes doen dat alsof dat een uiterst serieuze zaak is, waar de atleet zeker niet te licht over moet denken en waar enorm veel wetenschap achter zit. Dus kijken ze er bij, alsof men op het punt staat een levensreddende hersenoperatie te verrichten.
Krijg de pip – denk ik dan. Wellicht verslijt u mij voor onnozel, maar ik huldig het standpunt dat lieden gaan hardlopen omdat zij daar lol aan hebben. Ik bedoel, wie zodanig goed is dat hij of zij er geld aan kan verdienen, komt niet bij de gemiddelde trainer aankloppen. Dat klemt te meer, nu 99% van alle trainers gemiddeld is. In het gunstigste geval, aangezien een deel als beneden gemiddeld kan worden gekwalificeerd. Dat zijn vooral de fanatiekelingen, die dilettanten over de kling jagen door al te intensieve opdrachten.
Bij mij heerst de lol, ja zelfs de humor. Men lacht, wisselt flauwekul uit en neemt de aanwijzingen voor kennisgeving aan, om er vervolgens naar believen invulling aan te geven. De appgroep van zowel mijn woensdagavond- als mijn zaterdagochtendgroepje staat vol hilarische filmpjes, guitige opmerkingen en koddige foto’s. Neem daarbij het gegeven dat ik ze graag in de maling neem en steeds speelse opdrachten geef met veel divers materiaal op de baan en u begrijpt, dat men na die training steeds lachend huiswaarts keert.
Nu, ik geef wel degelijk stevige trainingen en men zweet penen, maar ik dien deze inspanningen op als een dis met de smakelijke ingrediënten van leut en relativering, wat de pil bepaald verguld.
Overigens is het niet allemaal één dolle pret, althans: niet voor mij. Men betreedt de baan reeds in een lollige stemming, aan mij is het om telkens de rol van entertainer in te vullen en het uitleggen van een trainingsvorm is, door het rumoer in de groep, geen sinecure. Men klooit dikwijls maar wat aan.
U begrijpt, het bezit van een zekere toneelvaardigheid en gevoel voor cabaret is zeker een pre voor de populaire trainer. Kortom: u kunt er maar beter niet aan beginnen.
Erik Endlich