Nee, de omstandigheden waren verre van ideaal. Pet zeg maar. Regen en wind teisterden de FB Games afgelopen zondag. Ik was er overigens niet bij. Als een trouwe kerkganger die de kerstmis overslaat. Kwestie van familiaire verplichtingen. Jammer, ik was liever in dat FBK-stadion geweest. In een poncho en dankzij de druppels op je verrekijker met een wat vertroebeld beeld van de werkelijkheid. Want de ellende van het zitten op een tribune in dat FBK-stadion is wel, dat je maar één atletiekonderdeel perfect kunt volgen. Vorig jaar zat ik tegenover de verspringbak. Dat is mooi, maar bedenk, dat een onderdeel met een handvol toppers eindeloos lang duurt. Ze trekken het trainingspak uit, doen wat losmakende oefeningen, nemen een paar halve aanlopen, concentreren zich, verleiden het publiek tot een opzwepend geklap, beginnen aan een enorm lange aanloop – en komen met hun voet net op het plasticine: foutsprong. Er waren dertien atleten die pp vijf keer mochten springen. In de finale nog eens drie keer.
Maar er gebeurde meer natuurlijk. Dat is de charme van een Grand Prix of althans een atletiekwedstrijd van betekenis. Aan de overkant zijn ze aan het polstokhoogspringen, op hetzelfde moment rennen atletisch gebouwde vrouwen – altijd een aantrekkelijk gezicht – in en na een vluchtig moment weer uit het gezicht. Het zijn niet voor niets topatletes. Op het middenveld vliegen disci, een oerschreeuw duidt op een bonkige man die 7,25 kg aan ijzer twintig meter verder in het fijne gravel laat neerkomen. Alleen enigszins bevredigend te volgen met behulp van een verrekijker. Dat is de frustratie van de tribunezitter ten aanzien van de tv-kijker. De romantiek van er bij te zijn is in atletiekkring niet vanzelfsprekend. Zeker, het zijn doorgaans aardige, lieve mensen die blij naar de atleten kijken. Gemiddelde leeftijd pak ‘m beet 43. Niet de types die wild schreeuwend met toeters en spandoeken langs de kant staan te springen. Nee, je bestudeert het programmaboekje, mompelt al turend door je toneelkijker wat en wie je ziet en applaudisseert als in een concertzaal beschaafd als er bovenmatig gepresteerd wordt. In de regen.
Thuis op de bank zie je alleen de hoogtepunten, wat een schier eindeloze reeks series en mislukte pogingen scheelt. Daarbij zorgen een batterij camera’s en een kiene regisseur er voor dat een en ander van nabij en vloeiend te volgen is. Wel moet je door de tenenkrommende interviews, die er bij schijnen te horen als zuurbranden bij een Chinese rijsttafel. Atleten moeten rennen, springen of werpen, niet praten. Je verzoekt een brandweerman na het bedwingen van een uitslaande brand ook niet om een dubbele Lutz te laten zien. Vragen of iemand tevreden is met de prestatie, of hij of zij nog harder, hoger of verder wil: alsjeblieft zeg. Geestdodend en slaapverwekkend. Net een atletiekhappening.
Erik Endlich