Daar stond je dan voor verzamelwinkel Rotink bij de rotonde in Hengevelde. Iedere ochtend weer, stipt om half acht. Om met je klasgenoten naar de middelbare school in Haaksbergen te fietsen.
Tenminste, dat was de bedoeling. Als je op tijd was. Ik kwam nooit op tijd. Iedere ochtend haakte ik na een flinke sprint bezweet aan bij de fietsgroep, ergens bij het dorp Sint-Isidorushoeve.
Twintig kilometer per dag, vijf dagen in de week. Een wekelijkse basistraining van minstens 100 kilometer; je krijgt er prima spieren van. Maar daar was ik me destijds niet van bewust. Het doel was om op tijd in de schoolbanken zitten, daar net voorbij die rotonde aan de Stationsstaat.
Op die plek leerde ik talen die ik niet kende, over verre landen waarvan ik dacht dat ik er nooit zou komen, wiskundeformules, natuurkundige wetten en alles over biologie; vooral die van mijn eigen lijf. En die van mijn mannelijke klasgenoten natuurlijk.
Haaksbergen staat voor mij synoniem voor toekomst. Daar leek alles mogelijk.
Hoe wrang en verdrietig dat door een gruwelijk ongeluk op diezelfde plek nu bloemen worden gelegd en kaarsen branden. Bloemen en kaarsen als troost voor een toekomst die is vernietigd.
Wat mooi omschreven Karen en zo waar…