Ik heb een plankje met sportboeken: over zeilen – na een seizoen op de zeilschool – en schaatsen, kort nadat ik een paar merkwaardige Zweedse kluunschaatsen had aangeschaft en een paar autosportboeken. Dat was uit de tijd dat wij onder de vlag van de Alfa Romeo-club op zowel op circuit Zandvoort als dat in Assen mochten rondscheuren. Want als ik wat ga ondernemen, dan heb ik de merkwaardige neiging om direct een boek aan te schaffen dat betrekking heeft op mijn bijzondere belangstelling. Ooi heb ik, vanwege een weddenschap, een uur op een manegepaard gezeten. Onzeker geworden heb ik toen maar voordien een werkje aangeschaft dat de beginselen van het paardrijden tot onderwerp had. Aldus kwam ik beslagen ten ijs.
Wat die boeken betref, vanzelfsprekend heeft het overgrote deel met atletiek te maken. Daarvan is een deel instructief, want wie wil werpen of springen moet tientallen details in zich opnemen. Een ander deel gaat over atletiekhistorie, met name over de foute spelen van 1936. Maar ook bijvoorbeeld over Fanny Blankers-Koen, misschien de beste atlete ooit. Onthullend is wel hoe zij zo kon excelleren. Fanny was natuurlijk een vrouw met mannenbenen. Dat is overigens ook de titel van haar biografie. Nu leert een grondig onderzoek tijdens warme dagen, dat er veel vrouwen zijn met benen, die geleend konden zijn van de buurman. Daarvan heeft een groot deel vooral cosmetische benen, met andere woorden: turbodijen en degelijk kuitenwerk suggereren niet meteen enorme atletische prestaties. Fanny had wel benen die vooral vooruit wilden. Maar er was meer: Fanny was onvoorstelbaar fanatiek. Uit die biografie bleek wel, dat een spelletje Mens-erger-je-niet in de huiselijke kring van de familie Blankers uitmondde in een gevecht op, als het ware, leven en dood. Fanny kon eenvoudigweg niet tegen haar verlies.
Dat wist mijn moeder ook, die dezelfde Amsterdamse Atletiek Club bezocht als Fanny (AAC dus) en met haar trainde voor die foute spelen van 36. Wanneer Fanny niet eerste werd, zo verhaalde mijn moeder, dan huilde ze van teleurstelling.
Exemplarisch is een foto die ik in de collectie van mijn broer zaliger vond. Gedateerd 1936, onderwerp: mijn moeder, net als de naast haar zittende Fanny Koen (er was toen nog geen Blankers in zicht) op de tribune van de spelen in Berlijn. Ze dragen beide het officiële tuniek van de damesatleten: blazer, shawltje, lichte rok. Mijn moeder heeft de handen om de knie geslagen, leunt achterover en glimlacht. Naast haar Fanny: naar voren gebogen, kennelijk geconcentreerd en nauwgezet de verrichtingen volgend die buiten het kader van de foto vallen, maar ongetwijfeld de atletiekonderdelen betreffen.
Hier tekent het verschil zich reeds af. De ene atlete is relaxed, lacht, vind het best, relativeert. De ander niet, er is niets belangrijker dan de sport, de rest is bijzaak.
Ik hoor vaak zeggen dat ik op mijn moeder lijk. Dat is ook zo.
Erik Endlich