In de reeks oefeningen die een mens onbewust doet – te denken valt aan het uitrekken des morgens, met vingers knakken, de schouders optrekken als een vraag niet kan worden beantwoord – is het condoleren ongetwijfeld de zwaarste.
Afgelopen maandag werd mij dat in hevige mate duidelijk, nu ik vanwege het overlijden van mijn oudste zus in de rij mocht staan van familieleden van de betreurde. Zij was een bijzonder sociale, warme en innemende persoonlijkheid, waardoor menigeen denkt dat ik mij ten onrechte als haar broer presenteer. Toch is het zo.
Enfin: het condoleren. De techniek lijkt vrij basaal en ook voor beginners snel onder de knie te krijgen, of beter gezegd: men wordt er vlot handig in. In de praktijk valt het evenwel bar tegen. Zo was ik aanvankelijk veel te gretig. Personen links van mij, die hun deelneming aan mijn oudste nicht betuigden, ontfutselde ik prematuur een hand, trok de eigenaar vervolgens naar mij toe en riep: “Ik ben de broer! Bedankt!” Dit is echter niet vol te houden. Afgezien van de angstige blikken die de betrokken op mij wierpen – mogelijk beschouwden zij deze wilde actie als een verborgen dreigement van een maffioos familielid, die een oude rekening wil vereffenen – begint de linker schouderspier en de muis van de hand ernstig op te spelen.
Daarom schakelde ik over op een techniek met een aanzienlijk lager energieniveau. Ik liet de armen slap langs het lichaam hangen en wachtte tot een persoon, die mij zonder uitzondering volstrekt onbekend was, mij een hand toestak. Vervolgens greep ik dit lichaamsdeel en gaf wat in de literatuur “een stevige, droge hand” wordt genoemd. Ook deze vorm van etiquette is niet altijd passend, aangezien enkele zeer bejaarde bezoekers een kreet van pijn niet konden onderdrukken, terwijl één stokoud besje na mijn gespierde handdruk bezweek en voorover in een kunstplant viel, waar zij slechts met grote moeite uit kon worden bevrijd.
Aangezien ik de indruk had dat men mij, na omhelzingen van mijn beide nichtjes, wat bevreemd aankeek, stelde ik mij voorkomend voor met “broer”. Dat dit weer tot misverstand aanleiding gaf bleek, toen een enkeling na de koffie een hand op stak en blij riep: ‘Dag meneer Broer!’
Geconstateerd moet overigens worden dat er binnen het concept condoleren slechts zeer marginaal sprake is van enige variatie. Ik schat dat 92 procent “gecondoleerd” zegt, drie beperkten zich tot “sterkte”, een enkeling mompelde iets volstrekt onverstaanbaars en zeven zeiden in het geheel niets maar, zo viel mij op, namen bij herhaling koekjes van de schaal. Condoleancegangsters als u het mij vraagt.
Een familie met slechts vrijgezelle autisten heeft voordelen, want de rij meneren en mevrouwen die aan mijn inmiddels gevoelloze arm pompten, was schier eindeloos.
Na afloop nam ik afscheid van mijn nichtjes met aanhang. Hoewel wat angstig als het om fysieke intimiteit gaat, heb ik hen allen omhelst en aan de borst gedrukt. Met de linker arm.
Erik Endlich