Goed, het is mooi om aanleg voor sport te hebben, prima dat je er hard voor werkt, fijn om een uitstekende coach te hebben. Het valt niet te ontkennen dat de betrokken atleet een glansrijke sportcarrière tegemoet kan zien. Maar er zal mogelijk veel ongewis op zijn of haar pad komen. Blessureleed, een partner die roet in het eten gooit, de geneugten van drank en drugs: de voorbeelden zijn legio. Maar ook dan gaat het dikwijls jammerlijk mis. Er ontbreekt iets. Men ontbeert namelijk de focus. Het zit niet koosjer tussen de oren. Vandaar dat het niets geworden is. Jammer van alle tijd en genen.
Geestelijke kracht is niet van gisteren, maar van eergisteren. Een voorbeeld is de middenafstandsatleet en Fin Paavo Nurmi (zie foto), een fenomeen dat voor de laatste wereldoorlog maar liefst 22 wereldrecords bij elkaar rende. Was hij buitengewoon getalenteerd? Mogelijk. Trainde hij veel? Denkbaar. Ook was er nog geen Afrikaanse atleet op de sintelbaan gesignaleerd, dat scheelt een klap. Hoe het ook zij, Nurmi’s kracht lag elders. Ik citeer uit zijn biografie: ‘De geestkracht overwint alles: spieren zijn alleen maar stukken elastiek. Alles wat ik ben, ben ik vanwege mijn geest.’
Dit sprak mij onmiddellijk aan. Vooreerst, omdat ook mijn spieren slechts elastiek zijn. Deze hebben namelijk dezelfde omvang, maar ik sta ook in de beperkte kring van familie en enkele clubgenoten bekent als een elastische man. En als een matig atleet. Ik heb dus niet langer gedraald en mij teruggetrokken in mijn mancave, die feitelijk een krachthonk is. Eerst heb ik al troep eruit gehaald – halters, medicijnballen, dozen met pillen die ook niet hielpen – en ben ik midden in de inmiddels kale kamer gaan zitten denken. Eerst ongericht, waardoor ziekelijke fantasieën mijn brein als het ware vergiftigden, gaandeweg raakte ik op het Lichtende Pad en zag ik mij over het tartan zweven, als in een versnelde film, terwijl ik de grond voelde dreunen onder mijn krachtige pas.
Terwijl ik deze indringende beelden koesterde, sprong ik op de fiets en deed ik onze atletiekbaan aan. Verwachtingsvol knupte ik de spikes onder mijn elastieken benen en zette de gang er in. Nu concentreren op de geest. Werktuigelijk begon mijn onderstel een steeds hogere cadans te ontwikkelen: en ik maar denken. Ik voelde de vermoeidheid in mijn benen niet. Ik focuste mij op een kleine vier rondjes, opdat ik een 1.500 meter kon lopen. Ik geloof, dat ik nooit zó snel over het kunststof ijlde. De eerste ronden liep ik als in een droom. Toen klonk plotseling: ‘Hé wat mot dat? Er mag hier niet buiten de trainingsuren worden gelopen meneer!’
De terreinknecht. Mijn droom spatte uiteen. De benen, plotseling van klei in plaats van elastiek, begaven het en jammerlijk sloeg ik tegen het tartan.
Nu moet ik de omgeving nog zien weg te denken. Ik heb een lange weg te gaan.
Erik Endlich