In de dagen dat mijn moeder deel uitmaakte van de Olympische ploeg – we praten vooroorlogs – was het gebruikelijk om na het huwelijk onmiddellijk met sporten te stoppen. Moeders vond het na het huwelijk met mijn verwekker welletjes. Sedertdien heeft ze nooit meer gesport. Je zou wel gek zijn.
Tegenwoordig zie je betrekkelijk bejaarde types over ’s-Heeren wegen zwoegen. Dat is, ook wetenschappelijk gezien, een goede zaak. Je krijgt er wakkere oudjes van, die jonger ogen dan de jaren aangeven. Op de foto’s van vorige generaties zie je kerels in pak, in de veertig maar reeds der dagen zat en ouwelijk en moeilijk kijkend, weggezakt in een stoel. Kom daar tegenwoordig is om. Wie stilzit heeft een aandoening of is gewoon een luie donder. Een ledemaat missen is nauwelijks een excuus. Een prothese van carbon en je huppelt, althans loopt weer als een kievit. Daarbij komt, dat de veteranensport leeftijdscategorieën kent. Dat gaat per vijf jaar. Zelf denk ik in de mannen 75 mijn slag te slaan. Voorbereiding is alles, dus ik heb nog even.
Hoewel: wil je dat dan nog wel. Wie een laffe 1.10 meter springt, is op die leeftijd tenminste Nederlands kampioen. Met drie concurrerende en kale althans grijze lieden neem je dan een houterig aanloopje en spring je stram over een lat die nauwelijks boven de springmat uitsteekt. Je moet dat, vind ik tenminste, niet willen. Maar dat is mijn mening. Blijf sporten, maar niet in competitieverband. Nederlands kampioen worden van drie mededingers, die hun te witte kunstgebitten in rimpelige mondjes aan de fotograaf laten zien: alsjeblieft, niet doen.
Het is angstig genoeg wel de toekomst. We vergrijzen, er is reeds nu onvoldoende bejaardenzorg voorhanden dus het is sporten of wegteren in een ranzig ruikende flatwoning, waar eens per week een aardige maar onverstaanbare Poolse mevrouw de rommel opruimt en je schonkige lichaam komt boenen. Nou nee, dan maar rennen althans joggen tot je er bij neervalt. Letterlijk misschien.
Want dat lijkt mij eerlijk gezegd wel wat: sterven langs de weg, gehuld in een trainingspak. Hopelijk niet op een veldje tussen de drollen, maar in het bos, langs het kanaal of op een akker. Hollen tot de tikker het begeeft. Liever dat dan verwelken in een hoek van de kamer.
Overigens dient de rimpelatleet ook aan gewichten te rukken. Want wie niet meer tilt dan een serveerblad met koffie of de zaterdagkrant, wordt een wandelend geraamte. Spierkracht houden of kweken is van levensbelang.
Na voorgaande tips weet u hoe monter richting levenseinde te spoeden. De moraal: stilzitten is wegteren, rennen maakt blij en gezond. Aan het voorgaande kunt u overigens geen garanties ontlenen. Want wie rent raakt mogelijk geblesseerd, lijdt pijn, ziet af, wordt chronisch moe.
Zo, nu zijn u alle opties voor het ouder worden bekend. Veel succes vast.
Erik Endlich