Naast de reguliere training – twee keer per week – waarbij ik wat voorstellen richting atleten mag doen, doe ik op maandagochtend in mijn uppie een bescheiden duurloopje. Ik kom uit een net gezin met dito opvoeding, zodat ik een ieder die ik tijdens het hollen tegenkom, een welgemeend “goedemorgen” wens. Jongeren begroet ik met een informeel “hoi” of “hallo” aangezien mij dat passend voorkomt.
Ik heb het boek dat beschrijft hoe een beschaafd mens zich hoort te gedragen niet in mijn boekenkast, maar ik meen toch dat ik aldus geen hoofse flater sla of de passant onheus bejegen of zelfs krenk.
Niettemin stuit ik in toenemende mate op stuurse types: lieden die kennelijk denken dat ik er niet toe doe, wellicht stuit mijn verschijning hen tegen de borst, mogelijk kunnen die chagrijnen het niet zetten dat ik monter de pas erin zet, terwijl zij fysiek malheur ervaren. Het kan, maar het voorgaande verklaart niet waarom er een jaar of wat geleden nog telkens Twents-gemoedelijk werd gereageerd op een groet of het wensen van een plezierig dagdeel.
U kent mij: ik tracht de problemen van alledag tot op de bodem te analyseren en tot een conclusie te komen die hout snijdt. Het beschreven fenomeen gaat evenwel mijn krachten te boven. Ik kan er slechts een gooi naar doen en losjes met wat theorieën strooien. Ik zoek het vooralsnog op het politiek en ethische vlak. Het maatschappelijk debat verhardt, de polarisering slaat toe. Bewindslieden nemen het kennelijk niet langer en stappen op. Partijleiders gaan elkaar via X te lijf, men zet groepen tegenover elkaar, de politiek is een nationaal en internationaal slagveld geworden.
In het licht van het voorgaande is mijn “goedemorgen” mogelijk even dwaas als Poetin een kerstkaart sturen.
Het lijkt dus dat ik een roepende in de woestijn ben, maar ik zal vanaf heden met stemverheffing “GOEDEMORGEN!” in het gezicht van zure voorbijgangers schreeuwen, tot het tij keert. Zonder idealisme redden we het niet. En u bent vast gewaarschuwd.
Erik Endlich