Zondagmorgen, tien uur. Er zitten twee dames van middelbare leeftijd achter een tafel met een ijzeren geldkistje in het bos achter Camping ‘t Stien ‘n Boer in Haaksbergen. Ze delen in ruil voor een briefje van vijf euro een gerecycled startnummer uit. Op tafel staat een pot met speldjes waarmee je het nummer op je loopshirt kunt spelden.
Naast de tafel staat een rij voor een boerderij. Op de deel zit het toilet en de lopers willen allemaal nog even zitten.
Even verderop in het bos staan zo’n honderd mensen in felle, strakke kleding gemoedelijk te keuvelen. De zon schijnt door dieprode herfstbladeren. Een man met een pistool schiet in de lucht en de meute begint te rennen. Niet te hard, want we moeten nog zo’n 11 kilometer.
Ergens in de verte luiden kerkklokken. Maar hier in het bos hoor je ze niet. Een man van middelbare leeftijd begroet al rennende de supporters. Een bijzonder tafereel, normaal is het andersom. Een bekende langs de kant sust hem zelfs. ‘Doe maar rustig aan, de kerk is al begonnen!’
De kerk is al begonnen, maar hier in het bos maalt men er niet om. Waar bezinning op zondagochtend ooit plaatsvond in de kerk, gaan we nu massaal naar een bos om onszelf moe te maken. Af te matten en onze ledematen te pijnigen, zodat we ons daarna weer goed voelen. Het is de aloude boetedoening.
Hardlopen als nieuw geloof.