Deze column verscheen eerder in het tijdschrift Twentesport. Zondag werd de tekst werkelijkheid.
Het kapsel van Jorien ter Mors onthult wie ze is: een nuchtere chick uit Enschede. Eigenlijk komt die coupe overeen met haar houding op het ijs: eigenwijs.
Deze Tukker gaat naar de Olympische Spelen op twee onderdelen: shorttrack én de langebaan. Uniek. Ze is de eerste Nederlandse sportster die dit flikt. In Sotsji heeft ze hierdoor kans op zes medailles.
Als journalisten haar de gewetensvraag stellen over welk onderdeel nu haar hart heeft, antwoordt ze steevast: ‘Shorttrack, dát is mijn sport’. Toch liet ze in aanloop naar de Spelen weten dat ze de langebaan ‘belangrijker vond dan ze zelf had verwacht’ .
Waarom, vroeg ik me af? Zo gesloten als de Twentse schaatsster in interviews is, zo open is ze op haar eigen website. Je vindt er foto’s in opmerkelijke poses in nietsverhullende spijkerbroeken. En belangrijker: verhalen en columns over haar gevoel.
Zo vind je er ook een foto van Ter Mors met haar vader. Lachend kijken ze in de camera. Hij is niet meer. Haar vader stierf op 11 mei 2013. Jorien omschrijft zichzelf op dat moment als ‘boos, bang en verdrietig tegelijk’. Ze bedankt haar vader en draagt al het succes in het komende jaar aan hem op.
Hoe hard je als topsporter ook traint, hoe uitgekiend je vitaminenpotjes, je massages, je schaatspak of je ‘hoek’ ook moge zijn: niets, maar dan ook niets brengt een topsporter verder dan pijn. De pijn van het gemis.
Wij Twentenaren zullen trots zijn tijdens de Olympische Spelen. En haar vader ook.