Het eerste Raboseizoen 1996 zat erop. Na de Ronde van Lombardije, wachtend op de vlucht naar Amsterdam, zat ik met met een journalist van een groot landelijk dagblad een biertje te drinken op het vliegveld van Milaan en we spraken over ‘de koers’. Het gesprek nam een bijzondere wending. Krant en journalist hadden het statuur van primeurjagers en waren blijkbaar bereid daar ver in te gaan. De man gaf aan dat hij al heel wat jaren rondliep in het wielermilieu en dat zijn krant daarin veel investeerde. Daar mocht wel iets tegenover staan, ook van mijn kant. Hij stelde mij voor een afspraak te maken waarbij ik hem zou informeren over alle nieuwtjes rond de ploeg en het wielrennen. Fijntjes gaf hij daarbij ook aan dat hij een regelmatige column verzorgde en dat hij zo nu en dan iemand, die dat in zijn ogen verdiend had, ‘wel eens een lesje leerde’ en hem een slechte column gaf. Het was niets minder dan een verhuld dreigement. Ik gaf een vriendelijk doch ontwijkend antwoord en nam mij voor nooit of te nimmer in te gaan op dergelijke chantagepraktijken. Dan maar slechte columns. Voor mij waren alle journalisten gelijk. Ik pakte altijd de telefoon op, stond voor iedereen open, zij stelden vragen, ik gaf antwoorden.
Ik was er dus al snel achter dat de woorden ‘bevriende journalist’ een contradictio in terminus bevatten. Het gevaar bestaat immers dat de journalist een afhankelijkheidsrelatie wil opbouwen om er uiteindelijk zelf beter van te worden. In 1998 liet NOC*NSF voorzitter Wouter Huibregtsen zich tijdens een dinertje met zijn ‘vriend’ en Volkskrantjournalist Hans van Wissen negatief uit over het Koningshuis. De krantenkoppen kostten hem de kop.
Enkele jaren geleden was ik eens terug ‘op de koers’. Ik zag enkele jonge journalisten dweperig rond de renners draaien en zelfs in busjes zitten waarin renners zich klaarmaakten voor de wedstrijd. Ik kreeg er een vieze smaak van in de mond. De trukendoos werd nog altijd gehanteerd: probeer te taal van renners te spreken, kruip ze in de huid en zuig ze leeg. En als je dan zelf ook nog ‘wielrenner’ bent geweest is de combinatie perfect.
De steeds verder verschralende dagbladpers noodzaakt journalisten op zoek te gaan naar nieuwe inkomstenbronnen. Schrijvende journalisten creëren schrijfsels die vertoeven in het grijze gebied van ‘feiten en fictie’. Context en nuance worden ondergeschikt gemaakt aan resultaat: boeken verkopen. ‘Hoor en wederhoor’ is in dat verband een holle frase. Frits Barend maakte daar recent een steekhoudende opmerking over: een goede journalist weet hoe hij om moet gaan met zaken die hem in vertrouwen zijn verteld. Gelukkig heb ik er een aantal gekend. Echte vakmannen die vanuit de nuance en de context inhoudelijk correct konden schrijven over de materie. Vanuit een zekere mate van wederzijds respect.
De belangrijke relaties die ik heb opgebouwd waren gebaseerd op vertrouwen en respect. Het waren en zijn er misschien maar een handvol maar wel bepalend voor het verloop van mijn leven. Vanuit dergelijke verbanden ontstaan grootse prestaties. Niét groots omwille van de krantenkoppen. Wél omdat de betrokkenen weten wat ervoor kwam kijken om het resultaat te bereiken en het met elkaar met veel plezier en voldoening delen.
Een van de uitspraken van Peter Post, de ploegleider-ploegmanager met wie ik bijna dertig jaar lief en leed heb mogen delen: ‘Je wordt altijd door een strontkar overreden.’ Er rijden er nog vele rond.
Theo de Rooij
Prachtige column. Kijk even naar de palmares van Thomas Dekker. Wat heeft die jongen nou eigenlijk allemaal gepresteerd? En van Thijs Zonneveld valt het me erg tegen dat hij hieraan meewerkt.
Beste Theo,
Zijn er komend wielerseizoen nog startbewijzen voor Mexicanen en moslims bij de Trump Tour ?
Moeten zij hopen op een wild card voor de Merkel Rundfahrt ?