Ik moet eerlijk zijn dat ik in mijn voetbalperiode weinig heb gescoord. Als het al gebeurde dan was het ergens op een achterveld onder het oog van vijf toeschouwers en een lading geblesseerde spelers. Op veld 6 ofzo. Ik weet nog wel dat het een enorme kick gaf. Al was het een kopbal die je wat ongelukkig op je oog kreeg, van binnen ging je helemaal uit je plaat. Mijn juichen bestond uit een arm in de lucht en zo snel mogelijk richting de middenstip lopen. Meer niet.
Afgelopen weekend begon de Eredivisie weer. De doelpunten vielen als rijpe appelen. Rijpe appelen die na het toucheren van het net alweer verrot waren. Verrot door de manier van vieren. Eerst was het die Engelse spits van Feyenoord die na zijn doelpunt het publiek bewerkte met een denkbeeldige uzi. Achteraf bleek Mitchel te Vrede iets te hebben gezegd. Daarom de uzi. Helder verhaal. Gisteren maakte Anwar El Ghazi een wereldgoal tegen AZ. In plaats van zwaar onder de indruk te zijn van zijn eigen prestatie ging het vingertje voor de mond. Het Castaignos-vingertje. Het vingertje van iedereen moet z’n bek houden. Hebben voetballers totaal niet in de gaten dat het publiek daar volledig op afknapt? Loopt er dan niemand bij de club die voetballers eens aanspreekt op hun gedrag?
Gisteren zapte ik tussen de Eredivisie en de Premier League en daar werd het verschil pijnlijk duidelijk. Het verschil zit hem niet eens zozeer in de kwaliteit, maar in de beleving. In de Premier League wordt nog oprecht gejuicht. Voetballers gaan er nog volledig uit hun plaat. Dat is wat er mis is. Laat de Eredivisievoetballers maar eens bij een willekeurige veld6-wedstrijd op zondagochtend gaan kijken. Laat ze maar ervaren hoe juichen eruit ziet als je oprecht blij bent. Armpje in de lucht en uit je plaat gaan. Meer niet.