Ik fiets graag – als het maar even is. Naar het werk, waar ik tegenwoordig om een voor de hand liggende reden zelden kom, mag ik graag een kwartier energiek pedalerend gefrustreerde e-bikes inhalen. Mijn bike is niet zo maar een fiets: het is een model van Gazelle die – het is heus – gebaseerd op een racefiets uit 1915. Het frame is van staal, maar daardoor zijn de buizen zó dun dat het een uitermate licht model is. Vanzelf zit er moderne Japanse techniek aan, want ik heb zeven versnellingen tot mijn beschikking en de speciale ketting pakt nauwelijks vuil. Een plat stuur en handvatten en een zadel van Brooks maken het geheel compleet. De fiets wordt met lichte spatbordjes maar zonder verlichting of slot geleverd, dus moet je die voorzieningen er nog bijkopen. Vanwege het ontbreken van iets waarop je een tas of zo kunt plaatsen, ga ik nooit zonder rugzak op pad met deze naked bike. Je vliegt op dit vederlichte instrument.
In wezen ben ik een loper en geen fietser, op die snelle korte stukjes na. De fietser heeft wat mij betreft als het gaat om de houding toch altijd iets van een persoon die zich aan het ontlasten is en door het sleutelgat kijkt wie er voor het toilet staat. Maar toegegeven: de Tour is qua drama en kijkplezier ongeëvenaard. Een hardloopwedstrijd is daarmee vergeleken een slaapverwekkende vertoning, zelfs iets dat tot weerzin leidt. Een marathon duurt iets van ruim twee uur, hollende graatmagere mannetjes en vrouwtjes, de snelste wint. Dan het spel van de coureurs: waaiers, ploegentactiek, sleuren aan kop, demarreren, bergop en –af. Dat alles in een landschap dat een doorlopende commercial is voor de schoonheid van Frankrijk. Waarin twee Serven strijden om het geel en Columbianen er – zo heet dat geloof ik – afwapperen. Zwarte sneeuw, de benen kwijt zijn, chasse patat, aan het buitenblad omhoog, ondersteboven op de fiets, de hongerklop en daalangst. Het is prachtig proza. Daar steekt het ‘afzien’ van de lange afstandloper bleek bij af. Stijve benen dan, of verzuring. Veel verder komen wij atleten niet.
Toch is er binnen de atletiek een discipline die de Tour enigszins naar de kroon steekt. De tienkamp. Geen atleet is zo compleet als de man of vrouw die zoveel variaties in lopen, springen en werpen beheerst. Al sinds de oude Grieken wordt de winnaar geëerd. Weliswaar is het ovale tartan een prozaïscher omgeving dan de ruigte van het Alpenmassief, de kameraadschap en wedkamp tussen atleten maken van het stadion een tempel van sportiviteit. In de tour wordt tegenwoordig vooral veel gerekend.
Ach, de een fietst tussen het natuurschoon, de ander ziet graag een speer in het gras landen of het finishdraad breken. Het is een kwestie van voorkeur. Kijken naar de Tour maar sporten als atleet: een betere combinatie is er niet.
Erik Endlich