Ruim een jaar geleden schreef Theo Vonk op deze plek over Fritz Korbach. Ter gelegenheid van diens overlijden plaatsen we deze column vandaag nogmaals.
Korbach
31 maart 2010
Enige tijd geleden kwam ik de collega’s Fritz Korbach en Paul Krabbe tegen. Twee trainers die vrienden geworden zijn. Dat kan ook nog in het betaald voetbal. Ze zijn beide een beetje van hetzelfde type, met het hart op de tong. Fritz kon vroeger een ploeg geweldig enthousiasmeren en voorbereiden op een wedstrijd. Veelal, als er ergens stront aan de knikker was, werd hij als een soort troubleshooter ingehuurd en meestal met succes.
Maar wat me bovenal in hem aantrekt is zijn humor. Enige jaren terug was ik samen met Jimmy Vollenbroek aan het lunchen in café De Appel in Hengelo toen Fritz binnenkwam. Het werd een geweldige middag.
Fritz zei: ‘Ik was van de week met mijn meisje aan het fietsen bij de Holterberg. We gingen daar wat drinken en weet je wie daar zat? Mussert.’
Ik keek Jimmy vragend aan. Wie is in hemelsnaam die Mussert?
Daar bleek hij de vorige elftalleider van FC Twente Arend van der Wel mee te bedoelen!
Fritz kon ook heel smeuig praten over Jan Smit, de voorzitter van Heracles, die hij steevast Jan Horror noemde. Hij vertelde dat Smit enorm zuinig was. Die stond namelijk zelf in de tuin te blaffen om een hond uit te sparen.
Wat me het meest is bijgebleven is een uitzending van Barend en Van Dorp, waar Fritz voor uitgenodigd was. Geboren Duitser Fritz kon namelijk bepaalde spelers nogal plastisch benoemen. Zo noemde hij Tahamata ‘die treinkaper’ en Brian Roy was een geweldige ‘koffieboon’. Maar Fritz zei dat altijd zonder kwetsend of racistisch te willen zijn. Toch werd hij toen door Barend en Van Dorp uitgenodigd, omdat ze juist daarover met hem wilden praten. Tahamata was er, Brian Roy en nog enkele donkere medeburgers.
Fritz Korbach voelde de bui al hangen. Hij zijn tegen Frits Barend, als jullie me een loer willen draaien, versjteer ik jullie uitzending. Barend is van Joodse afkomst en alles wat met Duitsland te maken had, haatte hij, hetgeen hij dan ook altijd liet merken.
Wat Korbach verwachtte, gebeurde ook. Hij werd op een geweldige manier onterecht in de mangel genomen.
Opeens zei hij : ‘Ik ben helemaal niet racistisch of een Jodenhater, want mijn vader is in de Tweede Wereldoorlog ook in een concentratiekamp overleden.’
‘Oh jaah’, zei Barend met grote vragende, meevoelende ogen.
‘Ja’, zei Korbach, ‘hij is dronken van een wachttoren afgevallen.’
Einde uitzending.
Voor mij blijft Fritz een markante persoonlijkheid die veel voor het Nederlandse voetbal betekend heeft.