Het kan natuurlijk zijn dat u vrolijk wordt van collectief zweten in een fitnesscentrum. Dat u zich niet stoort aan vleesgeworden kleerkasten, die voortdurend verliefd naar de eigen vrachtwagenband-dikke biceps staren. Met de lege blik van lieden, wiens IQ de eigen schoenmaat niet te boven komt.
De oefenruimte voor velen is niet aan mij besteed. Daarom ben ik atleet. De allemansvriend doet iets met anderen, ik daarentegen sport – net als andere atleten –tegen anderen. Wij komen qua samenwerking niet verder dan de estafette, waarbij je een stokje geeft aan iemand die er vervolgens als een haas vandoor gaat. Niet echt een contactsport.
Daarom hebben tienkampers en atleten die graag iets van zich afwerpen of –stoten, een eigen studiootje met spullen. Ik ook. Intrinsieke motivatie is voor mij geen issue. Zonder dralen ga ik richting de voormalige slaapkamer van de dochter, die jaren geleden reeds een eigen studentenkamertje had en sedertdien slechts thuis kwam om een nachtje te logeren, op weg naar een in de omgeving gelegen rechtbank. Haar oudere broer is al lang, via de landmacht, naar elders verhuist en hoewel hij ons regelmatig bezoekt, is hij al sinds jaren niet meer in zijn slaapkamer geweest.
Enfin, dus begonnen bij de kleine slaapkamer die binnen korte tijd vol stond met fitnessallerlei. Daarna zocht ik ruimte voor een bokszak, aangezien meppen goed is voor de fysiek in het algemeen en het bovenlichaam in het bijzonder. Die kon ik in het kleine kamertje niet kwijt, dus werd het massieve zwarte geval dat ik met moeite via een keilbout aan het massieve plafond wist te hangen, naar de schuur gebracht. Toen ik de pret van het boksen ontdekte, bestelde ik vervolgens een zogenaamde speedball, die je aan twee elastieken hangt, te wetten een die aan het plafond hangt en een ander aan de vloer. Gelet op de ruimte die nodig is om het snel bewegende object te raken, bevestigde ik deze in de voormalige slaapkamer van zoonlief.
Aangezien corona mij tot thuiswerken dwong, kreeg ik de voormalige tekenkamer van de eega, die daar haar ontwerpen maakte, als werkhok toegewezen. Het is er aangenaam toeven, in tegenstelling tot collega’s die tussen gillende koters telkens tussen de maaltijden door aan de eet- of keukentafel moeizaam hun taken tot een goed einde trachten te brengen.
Nu is de eega inmiddels tot het besef gekomen dat ik via een subtiele dominotaktiek een groot deel van onze huishouding heb opgeëist. Dat viel met name op nu ik wat overtollig ijzerwerk, dat ik slechts zelden til, opstapelde in een hoekje van onze slaapkamer. Vervolgens vroeg de echtgenote wat een grote doos in hemelsnaam in de woonkamer deed. “Voor de sprongoefeningen!” repliceerde ik – te – bits.
Nu rest mij plotseling slechts het kleinste slaapkamertje. De expantiedrift is bruusk een halt toegeroepen. Kunt u niet eens met mijn eega praten?
Erik Endlich