Op het werk is het besef neergedaald dat een fitte werknemer meer rendement oplevert dan een uitgebluste. Daarom vindt onze directie dat wij voor of na werktijd aan sport moeten doen. Niet tijdens natuurlijk, want dat bedreigt de productiviteit. De vraag rees welke tak van sport geschikt zou zijn. Op een andere locatie doen ze aan Zumba, dat dus uitsluitend wordt beoefend door vrouwen. Elders hadden ze een voorkeur voor een yoga slash meditatieruimte, wat weer leidt tot een bedoening die hoofdzakelijk managers en bijna burn-out-types trekt, die in bedoelde kamer aan het gesnurk te oordelen voor hun uitgestelde nachtrust komen.
Onze afdeling koos voor het kickboksen. Nota bene via een oudere dame, die tot verrassing van de hele kantoorbezetting aan dat kickboksen doet. Haar trainer, een geblokte fysiotherapeut die vroeger in competitieverband sloeg en schopte, wilde ons wel de beginselen bijbrengen in het kader van een proefles. Tijdens de eerste les, waar ik vanwege een antibioticakuur verstek moest laten gaan, waren er reeds wat collega’s uitgevallen wegens een surplus aan blauwe plekken en vanwege algehele uitputting. Dat beloofde wat. Afgelopen zaterdag mocht ik de handschoenen aantrekken.
Nu moet u weten dat ik tamelijk fanatiek bokser ben, zij het in autistische zin. Dus tegen een bokszak, mijn eigen schaduw en de lucht. O ja, één keer tijdens de middelbare school tegen een heus persoon, die mij sarde. Een brede, vroegrijpe jongen wiens status in de klas puur gebaseerd was op zijn kracht. Dat bleek tijdens gymles. Hij duwde mij net zo lang met één arm tegen mijn borst dat ik uit blinde woede uithaalde. Hij viel als een blok tegen de grond. Ik had dus het vermoeden dat ik hard kon slaan. Daarin stond ik alleen, want ik beschik niet over een figuur dat suggereert dat ik mijn argumenten zo nodig met geweld kracht bij kan zetten. Nu dus tijd om een misverstand uit de wereld te helpen.
Onze Yoda, de eerbiedwaardige kickboksinstructeur, begon ons eerst wat beginselen bij te brengen – waaronder het bewegen der voeten – die ik nog niet kende. Uiteindelijk mochten we wat sparren tegen een enorme bokszak. Op commando deden wij link-rechtse combinaties: directe storen en hoeken. Gevolgd door een trap met het onderbeen. Tjesus, wat deed dàt pijn. De knietjes vielen mee, maar dat onderbeen. Ik zag het reeds kort na de pijnlijke confrontatie pimpelpaars oplopen. Ook een aantal collega’s piepte het uit. Daarna: telkens een minuut voluit meppen tegen die zak, een half minuutje rust, gevolgd door dat rammen. Zonder bijdrage van het gebutste onderstel.
Ik ging helemaal los. De oudere vrouw moest mijn bokszak vasthouden, opdat het ding niet te veel zou slingeren. Ik sloeg haar via die stootzak bijkans plat tegen de achterwand – de arme vrouw. ‘Het is tijhijd!’, schreeuwde de instructeur mij toe, voor de derde keer naar het scheen.
Na jaren blijkt: rammen is mijn ding.
Erik Endlich