Sommige dingen moet je per se gedaan hebben tijdens je leven. Je zet ze op je zogenaamde to-do-list of op je bucket-list, zoals dat sinds een tijdje genoemd wordt. John Schoorl, een gewaardeerde collega van de Volkskrant, had op zijn ultieme lijstje eigenlijk maar één wens. Hij wilde Messi nog zien voetballen. Dus deed hij dat op een dag met zijn twee zoons. Het werd nog even spannend toen het drietal er kort voor de wedstrijd achter kwam dat Messi’s opa overleden was. Maar gelukkig voor hen, zagen ze het fenomeen toch nog in actie tegen Girona.
Ik las het prachtige verhaal over Johns bezoek aan Camp Nou in ‘Hard Gras’ en tegelijk achtte ik mij stukken rijker. Ik bedacht me dat ik Messi niet alleen in Camp Nou live heb zien voetballen (het was in 2007 tegen Levante; ik was samen met mijn oudste zoon, die al fan is van FC Barcelona sinds Frank de Boer er in 1999 ging voetballen), ik heb de kleine grootheid uit Rosario, die luistert naar de naam Lionel Andrés Messi Cuccittini, ook nog eens mogen spreken. Hoewel dat het een van de kortste interviews is geweest in mijn loopbaan als sportjournalist.
Daarvoor gaan we dertien jaar terug. Het WK voor spelers onder 20 jaar wordt gehouden in Nederland. Het Argentijnse team is een tijdlang ingekwartierd in Enschede. Het toenmalige Arke Stadion is een van de speelplekken, ofschoon het van de FIFA niet als Arke Stadion mag worden aangeduid. De wereldvoetbalbond heeft zijn eigen sponsors en heeft trouwens ook zijn eigen koning, want op het kantoortje van de FIFA in het stadion hangt een grote foto van opperhoofd Joseph Blatter.
De organisatie had besloten om ook in Enschede een paar wedstrijden te spelen, maar dan moest men wel naar de pijpen dansen van de FIFA. Dat doen ze voorbeeldig in Enschede. Als verslaggever van de TCTub bezoek ik oa ook de kwartfinalewedstrijd Argentinië-Spanje op 25 juni. Het wordt 3-1. De 19-jarige Messi scoort één goal.
Na afloop wil ik hem spreken. Ik meldt me bij de perschef. Daarna gaan we naar een tent op het voorplein, waar de spelers na het douchen en omkleden doorheen moeten lopen. Als Messi binnenkomt, wordt hij door de Argentijnse perschef naar mij toe gebracht. Ik feliciteer hem en vraag hem (in het Engels, de perschef vertaalt het in het Spaans) of hij tevreden is met het vertoonde spel. Domme vraag misschien, maar je wilt zo’n speler aan de praat zien te krijgen.
“Si”, antwoordt Messi.
Had je meer van Spanje verwacht?
“No.”
Waarom niet?
“Ik ken de meeste spelers.” Ja, dat was een lange zin, voor zijn doen.
Ben je tevreden over je eigen spel?
“Si. Ik scoorde een doelpunt.”
Dat is het. De persmevrouw pakt het mannetje met de gouden benen bij de bovenarm en troont hem mee naar een heer op leeftijd die voor een Spaanse krant werkt, zo wordt me duidelijk. Men veronderstelde kennelijk dat mijn interview lang genoeg had geduurd, dat ik voldoende goeie quotes had kunnen noteren. Messi moet even later ook nog naar een Engelstalige verslaggever, zo blijkt. Daarna is het klaar. Hij moet uiteraard als negentienjarige topvoetballer niet overwerkt raken.
Hoe dan ook, ik heb dus Messi zelf geïnterviewd op die junidag van 2005. En ik heb hem in het Enschedese stadion een paar keer zien voetballen en heb hem zelfs bij Sparta of Rigtersbleek (welke club exact is me ontschoten) nog een keer zien trainen. En daarna heb ik hem in 2007 nog eens live zien voetballen tegen Levante samen met spelers als Xavi, Iniésta, Ronaldinho, Eto’o, Puyol, Van Bronckhorst en Deco.
Ik denk dat John Schoorl best een beetje jaloers zal zijn als hij dit leest.