De kennis van mijn buurman ging vanwege de Kerstvakantie op vakantie, dus was er een jaarkaart voor Heracles over. De buurman heeft ook een jaarkaart, waarop hij vroeg of ik meewilde. Dat wilde ik. Opdat u de kaders helder heeft.
Afgelopen zondag mocht Heracles het tegen Feijenoord opnemen. Op voorhand geen partij vol zinderende spanning – achteraf bleek deze veronderstelling correct. De Rotterdammers hadden geen moeite met mijn stadgenoten.
Een keer per jaar naar de voetbal (men zegt nimmer: ik ga naar een voetbalwedstrijd) vind ik ruim voldoende. Om te beginnen word ik ongemakkelijk van veel lieden die zich op geringe afstand van mij bevinden. Het hoest en haalt op, botst tegen je op en daarbij snijden ze onderwerpen aan die mij doorgaans niet interesseren. Zoals over het mogelijke verloop van de wedstrijd. Bij hondenbezitters beperkt de conversatie zich tot de eigenaardigheden van het dier dat men bij zich heeft. Ook hier mompel ik wat gemeenplaatsen die weinig toevoegen, want ik ben beroerd in het converseren over nihilistische onderwerpen. De voetbal valt daar wat mij betreft onder.
Toen buurman Frans en ik, na een tocht over betonnen trappen en langs wanden en plafonds die deed denken aan de voormalige Oostblok-architectuur, op de rij en de nummers van onze stoeltjes arriveerden, was de deceptie groot. De wedstrijd was nog niet begonnen en iedereen stond, wat ik mij kon voorstellen toen ik uiteindelijk op het hardplastic stoeltje ging zitten. Dit meubilair, kennelijk ontworpen voor de fysiek van iemand met veel bilvlees en met dwergbeentjes, deed ernstig hopen dat de thuisploeg veel aanleiding zou geven om op te staan en te juichen. Die aanleiding was en kwam er helaas niet.
Het voetbalspel zelf bestaat vooral uit het onderscheppen van mislukte passes, waar uiteindelijk de Rotterdamse gasten aanmerkelijk handiger in waren. De Heracleskerels liepen veel, maar voornamelijk achter de feiten aan. Daarbij was opvallend dat het Almelose elftal bestond uit lieden met het postuur van iemand, die bij harde wind tot over de landsgrens wordt weggeblazen. De Feijenoorders waren groter en hadden meer vlees op de botten.
Er waren nog meer opmerkelijke fenomenen. Zo heette de scheidsrechter kennelijk “Hondenlul”, mompelde de commentator mysterieuze teksten als “Dekoolsnaamhuppelzusdanku” en ofschoon het thuisvak aanmerkelijk kleiner was dan dat van ons, wisten de Rotterdamse gasten beduidend meer lawaai te maken.
Het is als met een vakantie die te lang duurde: ik was blij weer thuis te zijn.
Morgen ff lekker in mijn uppie rennen.
Erik Endlich