Begrijp mij goed: ik ben sportgek. Vooral als beoefenaar. Geen dag zonder sport. Nee, niet helemaal waar: één dag per week, doorgaans op donderdag, doe ik ff niks. Moet ook volgens inspanningsfysiologen. Kijken naar sport is ook gaaf. Ik draai als kijker overuren tijdens de Olympische Spelen. Atletiek, boksen, gewichtheffen, judo, worstelen, wielrennen. Ja: individuele sporten.
De bal afgeven, ingewikkelde looppatronen, positiespel, buiten de waarneming van scheidsrechters onderuit geschoffeld worden, trainersgebazel in de pauze. En het nakaarten. Dat hoort vooral bij teamsporten. En, heb ik de indruk, met name in Nederland. Voetbal is, op de keper beschouwd, volkomen plat geanalyseerd. Het is mijn overtuiging dat de malaise in ons nationale voetbalteam voor een belangrijk deel aan het na-ouwehoeren te wijten is. Dat begint al bij het nationale uurtje bord-op-de-schoot: Studio Sport. Veel voetbal – en dan telkens iemand die na een wedstrijd geïnterviewd wordt. Een figuur, die een fraai doelpunt scoorde: die ging er lekker in zeg, hoe ging dat? Nou: hij stond dus net op de goede plek en drukte op het goede moment zijn kop onder de bal. Lekker gevoel ja. Een tijd niet gescoord, toch? Antwoord: klopt, daarom voelt dit zo lekker. Trainer na de zekere degradatiewedstrijd: ja inderdaad, dat voelt ongelooflijk kloten. Zo had ik het van tevoren niet bedacht. Wij hebben ons stinkende best gedaan, maar het mocht niet baten. Enorm jammer ja.
Misschien heb ik wel iets van een ziener, maar zowel vragen als antwoorden zijn, om in de sfeer te blijven: schoten voor open doel. Nooit zegt eens iemand: ja deuh, wat dacht je zelf? Of: denk je werkelijk dat dat lollig is, zo’n harde bal op je knar? Of een knal tegen je kanis misschien? Neen: het is allemaal obligaat, voorspelbaar en even verrassend als een loopneus. Dan heb je nog de zogenaamde voetbalanalisten. Jongens met een uitgebreid voetbal-cv. En veel ballen tegen het hoofd gehad, vermoed ik. Van hun monologen. Ze (door)zien de psyché van de voetballer, de diepere betekenis van een wissel, het immense intellect van een trainer of wat er allemaal mis is aan een team – ik krijg er spontaan gordelroos van. Daarom kijk ik er niet meer naar. Ik ben er ook van overtuigd, dat al dat gezwets in de ruimte in al die voetbalfora tot even inhoudsloos voetbal geleid heeft. De spontaniteit in het spel is volkomen lamgeslagen door al die zeurzakken.
Bij individuele sporters wordt er ook wel eens wat geneuzeld, maar minder. Iemand die hard rent, slaat, vecht of aan een stang rukt: wat valt daar verder nog over te zeggen? Mooi: houden zo. Vooral niet tegenaan bemoeien. Dan wordt ’t nog wel wat.
Erik Endlich