Eén stuurfoutje en je bent niet alleen je roze truitje kwijt – je duikelt ook van het erepodium. Wie houdt Steven van het roze? – schreeuwden de krantenkoppen ons toe. Hijzelf dus. De vraag of Nibali sportief was door kort na die fatale stuiter gas te geven, is een merkwaardige. Was het flauw van Verstappen om in Spanje dóór te rijden toen de Mercedessen elkaar het circuit afreden? Nee – want het is geen knullig ongeluk door toedoen van derden, maar het falen (lees: de stuurfout) van de concurrentie. Wie dan sneu blijft staan en achterom kijkt, lijkt in de wieg gelegd voor het maatschappelijk werk, maar kan beter niet op professioneel niveau sport bedrijven.
Blijft de vraag waarom Kruijswijk zo knullig deed. Ik vrees dat hij op dat moment zijn onbevangenheid kwijt was. Op het schild gehesen, en vervolgens geschrokken van het uitzicht. Bang dat iemand hem er vanaf zou duwen.
Onbevangenheid was tijdens mijn sportcarrière steeds mijn geheime wapen. Het heeft mij drie Nederlandse titels opgeleverd. Ik was tijdens, althans vlak voor het behalen van die kampioenschappen nimmer nerveus. Goed, het betroffen competities waarin zogeheten masters, zijnde atleten ouder dan veertig jaar, het strijdperk betraden. Maar dat is even het punt niet. Evenmin is het van belang dat gemiddeld vijf atleten uit dezelfde leeftijdscategorie het tegen elkaar opnamen. Want op weg naar de Masterkampioenschappen sneuvelen vele mededingers vanwege blessureleed, mentaal malheur en sneue partners die de wederhelft in huiselijke kring houden. Zie Nibali: ik zag niet om maar demarreerde. Zo kwam ik tamelijk ongeschonden, op wat pijnlijke knieën en een zwakke rug na, aan de meet van wat ook wel de veteranenkampioenschappen wordt genoemd.
Ik excelleerde bij het hoogspringen. Gelukkig was mijn grote concurrent, zijnde een meneer die vijf jaar ouder was, telkens een leeftijdscategorie boven mij. Dat was maar goed ook, want hij sprong aanmerkelijk hoger. Enfin, regels zijn regels, dus dat ik toevallig in mijn jaargang wat klungelig en nauwelijks van de grond komende meneren trof, is een gegeven dat mij niet kan worden tegengeworpen.
Toen in 2013 er zó weinig oudjes meededen aan het Nederlands Kampioenschap Masters, werden leeftijdscategorieën tot mijn grote schrik bij elkaar geveegd. Aldus werd ik plotseling geconfronteerd met die oudere vent die zo waanzinnig hoog sprong. Er vanuit gaande dat ik niet opnieuw tot kampioen zou worden gehuldigd, sprong ik onbevangen en telkens hoger. Hij ook. Ten slotte bleek, dat wij op dezelfde hoogte en met hetzelfde aantal pogingen strandden. Dus werd het een barrage. Voor de leek: de lat ging andermaal omhoog – en vervolgens één centimeter per keer omlaag. Wie dan als enige de hoogte haalde, was kampioen. Ik deed het telkens als volgt: lange broek uit, naar het beginpunt, en: aanlopen maar. Die andere kerel niet. Hij bleef zich telkens nerveus, wippend van het ene been op het andere, langdurig concentreren. Ik won.
Onbevangenheid meneer mevrouw: dat brengt u verder.
Erik Endlich