Sinds ik mij op de woensdagavond onledig houd met het onderrichten van werp-, spring- en sprintnummers, heeft zich een groepje gevormd van lieden, die dat leuk vinden. De jongste is vijftien jaar, de oudste 64, de gemiddelde leeftijd is, schat ik, 45. Het joch is – zeker afgezet tegen de rest – een flexibel en buitengemeen snel kereltje. De rest is stijf en traag en bezit weinig gevoel voor de complexe bewegingen die met name het springen en werpen met zich brengen. Dat is amusant, om niet te zeggen: hilarisch. Vanzelfsprekend laat ik dat niet blijken en roep ik telkens blijmoedig: ‘Jaaa, goed zo, dat zag er geweldig uit!’ als betrokkene bijvoorbeeld een werptuig van zich afsmijt zonder zichzelf of een ander te verwonden. Springen op in plaats van naast of vóór het kussen terecht te komen leidt eveneens tot complimenteuze opmerkingen mijnerzijds. Ach, je zou die stralende koppies eens moeten zien.
De ellende is namelijk dat de trainbaarheid van atleten in hoog tempo afneemt bij het klimmen der jaren. Daarbij hebben al mijn atleten een sportief leven achter zich dat louter bestond uit lange afstand-lopen. Dat is funest voor de fijne motoriek, daar het langdurig zwoegen op de baan of over ’s-Herenwegen leidt tot, naar serieuze trainers weten, plankstijve lieden met een zwak bovenlijf en de snelheid van padden. Dat is geen ramp zolang je als trainer geen al te hoge verwachting hebt van je atleten.
Dat ze een horde kunnen passeren die niet hoger is dan drie op elkaar gestapelde cd’s, een kogel stoten die – met enig geluk – in de sector terecht komt en uit de startblokken rijzen zonder op hun snufferd te vallen: dat alles is winst. Daarbij laat ik ze wekelijks oefeningen doen, die ze binnen redelijke grenzen sterker en leniger maken, althans ze laat kennismaken met het fenomeen “ernstige spierpijn”. Werpen met medicijnballen, stoten met lichte handhalters, gymnastische oefeningen waaronder opdrukken en buikspieroefeningen: je moet toch wat. Opmerkelijk is dat zij plezier beleven aan deze driloefeningen. Terwijl ik als een ruwe sergeant-majoor een van een YouTube-flimpje van de US-mariniers afgekeken bootcamp-instructie één keer voordoe, laat ik de pupillen –tig keer of minutenlang zwoegen. Vreemd, maar knijp je atleten af en ze zijn je dankbaar.
Nu: daarin kan worden voorzien. Ook Russische commando’s doen loodzware opdrachten waarmee je de atleten veel plezier kunt bezorgen. Training geven is een leuk vak.
Binnen de enge grenzen van hun kunnen bereiken ze aldus het maximale. Laatst liet ik ze meedoen aan een meerkamp, dat ongeveer hetzelfde betekent wanneer je een basisschoolklasje de Mount Everest opstuurt. Toch ging het tamelijk behoorlijk en bleven ze nog heel ook, geheel tegen de verwachting in.
Misschien valt het nog mee met de trainbaarheid van de oudere atleet. Maar dat hangt natuurlijk sterk af van de kunde van de trainer.
Erik Endlich