Prachtig.
We -het wielerjournaille- hebben er met z’n allen een weekendje over kunnen slapen. Met een kopje koffie bij het ontbijt heeft iedereen het 1000 pagina’s tellend Usada-rapport doorgebladerd om er ‘s avonds met wijn bij het haardvuur met nóg grotere verbazing naar te kijken. Immers, we wisten van niets. Toch? We zijn voor het lapje gehouden. Verslagen. Sommigen van ons spreken zelfs van pijn.
Juist dit weekend interview ik midden in Peking nabij de Chinese Muur voor het eerst Thomas Dekker. Tijdens de Ronde van Peking. Behoor ik nu tot het wielerjournaille – en ben ik dus medeplichtig?
Na de weekendoverpeinzingen volgen onvermijdelijk de boetedoeningen. En zoals het een ware journalist betaamt worden daar in ‘onze’ eigen kranten pagina’s voor ingeruimd. Zodat we ze kunnen volschrijven met redeneringen die eenmaal in print gelden als aflaatje. Conclusie: ‘Onder ede interviewen bestaat niet. Dus konden we er niets aan doen.’
Collectieve verontwaardiging over iets waarvan iedereen op de hoogte is. Bestaat dat? Het bestaat. Lees de maandag kranten maar. Er staan prachtige zinnen in NRC Handelsblad – pal naast m’n interview met Dekker. Evert de Rooij: ‘We waren allemaal burgermeester in oorlogstijd.’ Wilfried de Jong: ‘Het doet beseffen hoe zwaar het is te moeten leven met een omerta.’ Marije Randewijk: ‘Het is part of the game.’ Mart Smeets: ‘Armstrong heeft recht in mijn gezicht gelogen. Ik ben tekortgeschoten, maar met mij iedereen.’
En als we als collectief tekort schieten, dan is niemand de sjaak. We -de wielerverslaggevers- verschillen hierin niet van het peloton. ‘Iedereen deed het, dus je moest wel.’
Omerta, de geheimhoudingsplicht binnen de maffia. Op de valreep ben ik ‘lid’. Hierbij m’n boetedoening, m’n aflaatje: Ik ben schuldig. Medeplichtig. Guilty as charged.
En toch. Als liefhebber van deze vuige sport vol sluwe helden, verlang ik nu al naar volgend seizoen.