Het kwam natuurlijk aan de late kant, maar enfin: ik wil geen kniesoor zijn en vooruit we mogen weer. Mochten weer eigenlijk, want afgelopen zaterdag kwamen de atleten opgetogen naar de atletiekbaan, waar wij immers onbekommerd mochten sporten. Op mijn aanwijzingen natuurlijk, want ik mag dit prettige ongeregeld aanzetten tot verantwoorde beweging. In sommige gevallen is het bewegen an sich reeds het voorlopig hoogst haalbare.
Het had wel wat vertederend, dat inmiddels zeer lang volwassen mannen en vrouwen zich zó enthousiast naar het sportcomplex begaven. Begrijpelijk is dat alleszins.
Dezelfde koortsachtige gedrevenheid bespeurde ik op school, waar studenten na een lange periode van afzondering en relatieve gevangenschap elkaar bijna euforisch begroetten. Men wilde elkaar daarbij eigenlijk in de armen vliegen, maar de anderhalve meter en de hinderlijke mond- en soms neusbedekking verhinderd de fysieke toenadering. Een boks is dan het hoogst haalbare. Hoe snel is onze samenleving verworden tot een gemeenschap zonder knuffels.
Hoe het ook zij, mijn atleten huppelden het tartan over als koeien, die na de winterstalling en bij aanvang van het voorjaar de weide betreden. Zag ik voorheen wat moeizame bewegingen die het lijf beperkt in een bepaalde richting dreven, nu was het alsof alle energie en motivatie zich tot een dynamische spiermassa hadden samengebald. Men voerde zelfs zonder morren of zure commentaren de opdrachten uit die ik hen toeriep en zagen op het verbeteren van de coördinatie. Hindernissen werden lachend genomen, kirrend betraden ze de altijd lastige laddertjes, grijnzend werden aansporingen aanvaard om sneller te rennen en dat langer vol te houden. Vanzelf kwam ik eveneens in een montere stemming. De grijze lucht, misflarden en koude scheen niemand te deren. In de ziel scheen immers de zon.
Dat dit een delicaat moment was dat na een training of twee tot het verleden zou behoren, is mij duidelijk. Het momentum zou het einde van deze sessie aanhouden, maar ach! hoe snel is het ongewone gewoon. Carpe diem is dus het devies, de kinderhand en de volwassen knuist zijn snel gevuld maar na korte tijd weer geheven en vragend om meer.
Zo is het lot van de gedreven trainer: geliefd voor even maar uiteindelijk de kop van jut. Klagen hoor je me niet, maar als met bazen heeft de trainer gemeen dat wie luisteren moet zich gaarne beklaagd over de leiding. Lang heb ik geprobeerd om in de gunst van de kritische, oudere atleet te komen. De ene laffe training volgde op de andere, pogingen om de stijve motoriek te verbeteren liet ik achterwege, ik ging akkoord met onophoudelijk gekwebbel en de drang om niet sneller te lopen dan een wandelaar op weg naar de uitverkoop. Maar dat werkt niet. Eigenlijk verlangt de atleet naar de zweep, wil hij opgedreven worden, weet hij dat afzien hem sterker maakt.
Fijn dat we weer begonnen zijn.
Erik Endlich