Onze club heet een atletiekvereniging te zijn, maar zo’n negentig procent van de leden doet uitsluitend aan hardlopen. Dat komt, omdat Jan-met-de-druppel-aan-de neus, Anita en Herman, dr. Bibber en juffrouw Doddel min of meer hard kunnen rennen. Maar geef deze lieden een kogel, een dikke mat met een lat erboven of een bak zand, en de hele bubs staat te stuntelen. Daarbij is het smijten van een discus of het via een stok slechten van een knappe hoogte geen winteractiviteit. Daarom is de baanatleet in de koude maanden gebonden aan gymlokaal en krachthonk, waar het doorgaans aankomt op het wegduwen van zwaar ijzerwerk. Inspirerend is dat niet.
Een voordeel is dat onze loopgroepen jaarlijks aan het ontbijt gaan. Gezamenlijk wordt er dan een weliswaar verlaat, maar in ieder geval toch een smakelijke ochtendmaaltijd geserveerd in de kantine. Er is vrijwel geen lid dat dit culinaire hoogstandje laat lopen. Voorwaarde is wel dat er eerst getraind wordt. Dat is geen sinecure, want de meeste deelnemers hebben die ochtend in huiselijke kring niet gegeten, zodat zij volkomen los kunnen gaan wanneer het collectief aan de dis schuift. Aangezien ik de oudere atleten mocht trainen, viel mij direct op dat ik met een verzwakte groep van doen had. Dat klemde te meer, nu de deelnemers drie euro voor dat ontbijt moesten neertellen. Dat is voor onze kantine, waar je voor anderhalve euro drie koppen koffie en twee dropsleutels kunt kopen, een aanzienlijk bedrag. Ik had de indruk, dat veel atleten reeds anderhalve dag of langer gevast hadden, teneinde het hoogst haalbare rendement uit die drie eurootjes te halen.
Aangezien het gehele ledental niet tegelijk in de kantine kon worden gepropt – men zou dan slechts staande kunnen eten, hoewel je vermoedelijk vanwege de drukte de armen niet omhoog zou kunnen krijgen – mochten de jongere atleten na een uurtje trainen de kantine bestormen, terwijl wij nog een half uur langer dóór moesten.
Ik kneep de bende als een soort drilsergeant af, wat erin resulteerde dat deze hardlopers nóg hongeriger werden. De gevolgen bleven niet uit.
Ik had nauwelijks afgefloten, of de zichtbaar opgeluchte senioren bestormden onze kantine, als de ontelbare orks die in de Lord of the Rings het kasteel van de koning binnendringen. Het ging in drommen naar de angstig kijkende leden van de kantinecommissie, broodjes vlogen door de lucht, boter werd uit handen gegrist, met graaiende vingers werd pindakaas dik uitgesmeerd, andere tafels misten plotseling eieren en krentenbollen, melk, koffie en thee belandden voor een deel naast de kopjes en de bedienende vrijwilligers ontvingen doodsbedreigingen.
Na een half uurtje was het geschreeuw reeds aanmerkelijk minder, nam het aantal agressievoorvallen zienderogen af en zaten de meeste atleten met een wezenloze blik in de ogen op een broodje te malen. Het is toch zó gezellig bij onze ontbijttraining.
Erik Endlich