Sport kijken is – soms – aardig, maar ik ben meer van het doen. Niet op andere terreinen hoor: daar ben ik meer een peinzer. Daar blijft het dan doorgaans bij, vooral ook omdat de eega beschikt over de unieke combinatie van denken èn doen. Terwijl ik nog aan het dubben ben, heeft zij de klus al geklaard. Daarom komt er zo weinig werk uit mijn handen.
Enfin, we dwalen af. Zoals wellicht bekend bij de lezer ben ik van de atletiek. Op snelwandelen na, dat lijkt op lieden die zich in hoge nood richting sanitair spoeden, beschouw ik alle onderdelen als een genot om te doen. De oude botten verhinderen thans het excelleren op onderdelen als hordenlopen en hinkstapspringen, maar overigens vind ik alles tof.
Een uitzondering maak ik voor de olympische spelen. Als kind reeds zat ik met ode oortjes voor de buis tijdens vele OS die ik heb mogen aanschouwen. Je weet: hier doen de allerbeste atleten mee, hier doet het er toe. Het is als met de Tour de France bij het wielrennen, er is niets dat er maar in de buurt komt.
Daarbij raak ik er ongelooflijk door geïnspireerd. Toen ik vele decennia jonger was, begon ik na de OS als een waanzinnige te trainen. Zo simpel steek ik in elkaar. Zelfs nu werkt dat zo. Ik zie de lichtvoetige atleten en –tes over de baan dansen en onwillekeurig ga ik verend lopen, is mijn houding ongewoon rechtop, er speelt een glimlach op mijn lippen, terwijl ik mij doorgaans als een kromgegroeide landschildpad over de baan sleep.
Dat alles heeft met beïnvloeding te maken. Daar ben ik in werkelijk schokkende mate ontvankelijk voor. Vóór de coronajaren, die wel een enorme tijdspanne geleden lijkt, rende ik bij het passeren van aanmoedigingen schreeuwende omstanders als een hinde zo mooi en snel als een verschrikt hert. Buiten zicht van het publiek ging het echter direct aanmerkelijk moeizamer. Externe prikkels vormen mijn brandstof. Dat is heel ongewoon bij met name langeafstandlopers. Hoe saaier de atleet, des te beter gaat het op de langere afstanden. Die lui hebben het vermogen zich uitsluitend te focussen op tijden, hartfrequenties, afstanden, ademhaling en trainingsschema’s. Ik heb wel eens lezingen van hun trainers bijgewoond, en werkelijk: er kan geen lachje af en je valt er spontaan bij in slaap.
Daarom geniet ik van blije sprinters uit Jamaica, word ik vrolijk van atleten die zich na winst huilend ter aarde storten, slik ik iets weg bij volstrekte outsiders die olympisch goud wegkapen voor de gedoodverfde favorieten.
Dat alles is te zien tijdens de OS. De emoties druipen eraf. Ongelooflijk ook wat sporters er al niet voor over hebben voor een medaille. Ze werken zich jaren in het zweet – waarna sommigen met een positieve test autistisch in een treurige hotelkamer in Tokio zitten.
Stel je voor. Gelukkig ben ik niet héél goed.
Erik Endlich