“Prroooogramma ééén euro!” galmt het vanonder de brug. De kreet gaat gepaard met een walmende odeur van patat dat vanonder een klodder mayonaise de neus van de supporter weet te vinden. Het zijn de vertrouwde ingrediënten van de thuiswedstrijd. Altijd weer, zo ook gisteren.
Regen of sneeuw, elke thuiswedstrijd staat hij er. Ik schat de man verantwoordelijk voor de kreet een jaar of 60. Gepassioneerd probeert hij de programma’s aan de man te brengen. Eigenlijk loop ik hem altijd straal voorbij, bang om ooit tijdens de rust een Umano-trui van Tiecke en Mulder te winnen. Ik heb geen behoefte aan een programma. Ik weet wie er die dag spelen en ik heb internet voor de opstelling.
Het besef kwam in de eerste minuut van de wedstrijd. Het team van FC Twente was nog maar net klaar met het kleffe ritueel van klaphandjes, knuffeltjes en kusjes in de nek toen Vitesse al na zestien seconde een enorme kans kreeg. Om mij heen werd er gescholden en met bier gegooid. Het moest eens afgelopen zijn met dat semi-erotische tafereel vlak voor de aftrap. Dat deden ze vroeger toch ook niet?
Vroeger toen voetbal nog de geur van frituur had en je buiten tegen de muren van het stadion urineerde. Toen je seizoenkaart nog werd afgeknipt en je vader een programma kocht voor een gulden en je vol verwachting bladerde naar de bladzijde met de opstellingen. Mij bekroop het gevoel van heimwee naar het good old programmaboekje. Als iedereen zo bleef denken als ik deed, zou de man die verantwoordelijk is voor het laatste stukje ouderwetse voetbalbeleving overbodig worden. De vertrouwde prroooogramma-ééén-euro-kreet zou daarmee verloren gaan.
De volgende wedstrijd zal ik bij hem een programmaboekje kopen voor één euro. Ik zal gepast betalen als vorm van waardering. Het risico om zo’n Umano-trui te winnen neem ik dan op de koop toe. Mocht het lot ooit beslissen dat ik de trui toch moet winnen, dan zal ik hem dragen met gepaste trots.