Er is onderzocht wanneer de mensheid ging sporten. Nu: pas halverwege. Ik heb er zelf ook een onderzoekje aan gewaagd, en zowaar: het is zo. Dat klopt dus. Maar je bent maar een halfwas wetenschapper als je het slechts bij vanaf houdt of volstaat met een getal te noemen. Neen, het gaat mij om het waarom.
Dat was nog een hele klus om op deze volstrekt legitieme vraag een antwoord te geven. Dat vergt doorzettingsvermogen. Hierover beschik ik slechts in bescheiden mate, zodat de eer toekomt aan de Noor Hjalverbo en zijn Uruguayaanse collega Torres Da Gamba Sola, die er een uitermate gedegen exposé over schreven in het Nature-nummer van afgelopen juni. Volgens deze genieën begon het sporten toen de prehistorische mens geheel klaar was met voedsel verzamelen, dat immers weinig ruimte laat voor verstrooiende activiteiten. Men begon wat wilde varkens in een kraal te houden, strooide hier en daar wat zaad (d.i. van planten) en begon enkele bronzen bekers te gieten, een mandje te vlechten en enig houtsnijwerk te produceren. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik zou na een jaar van deze huisvlijt er de balen van hebben. Toen was er plotseling sport.
Men vermoed dat armpjedrukken kwam voor het slaan of boksen, hoewel ook het vrije worstelen in de dagenraad van het sportbedrijf is ontstaan. Enfin, zo ging het verder.
Dat een en ander is doorgeschoten is een eufemisme. Wie een bal in het net schopt of er met behulp van een racket er juist over jast en dat door een samenloop van omstandigheden beter doet dan de meesten, is multimiljonair.
Daarbij levert sport voor de minder getalenteerden een telkens knagend geweten op: doe ik er aan en zo ja, in voldoende mate? Waarom val ik er niet vanaf? Hoe komt het dat ik er zo mager van wordt? Duidelijk is dat het lang niet altijd een zegenrijke activiteit is.
Daarom zeg ik: leef in het vroeger. Niet uw kindertijd bedoel ik, maar in de schemering van het menselijke bestaan. Juist voordat men sport uitvond. Ga dus verzamelen, of beter: scharrelen. Duik de tuin in, wip tegels om en breng stalmest op, snoei takken en bomen, zaai fruit en groente, wied onkruid, richt een overkapping op, bouw een boomhut. De blaren zullen in uw handen staan, spieren waarvan u het bestaan niet wist bezorgen u pijnschuiten, u wilt naar huis en slapen. Dan is het zaak dat de partner de deur sluit. Geen medelijden nu, de primitieveling-in-wording moet door. Aldus ploeterend op het eigen perceel taalt u niet meer naar sport. In plaats daarvan vertonen uw nagels rouwranden, heeft u eeltige knuisten die aan een houthakker lijken toe te behoren, uw gang is waggelend, de armen hangen langs uw lichaam, de rug raakt behaard. Ondertussen scharrelt u zich fit. En de tuin is van kant.
Erik Endlich