De zogenoemde technische onderdelen bij atletiek – springen en werpen – worden in wedstrijdverband slechts beoefend in verre oorden, ergens achteraf op een deprimerend industrieterrein of in een negorij waar kroeg naast kerk staat. Dan heb ik het over de zogeheten Masters. Dat zijn lieden ouder dan 35 jaar. De mogelijkheden voor deze relatieve oudjes om in onderling verband de competitie aan te gaan zijn uiterst gering, anders dan bij de jongelingen. Hoe geweldig was het dat de eigen sportvereniging een werpdriekamp organiseerde voor alle categorieën! Dus ook voor de masters. Terstond gaf ik mij op voor het speerwerpen.
Dit onderdeel is mij vertrouwd. Het enige werponderdeel met een aanloop. De vlucht van een speer spreekt tot de verbeelding. Het heeft ook iets van primitieve oorlogsvoering, de tijd van Grieken en Spartanen. Voor alle duidelijkheid: het is mij niet bekend dat speerwerpen met tegenover elkaar opgestelde concurrenten plaatsvindt. Wel ken ik de foto’s van onvoorzichtige juryleden die een speer door het dijbeen kregen.
Enfin, wat mijn voorbereiding betreft was ik voorbeeldig aan het werk geweest. Stoten met medicijnballen en gewichten, trekken aan zwaar elastiek, af en toe naar de baan om met name de aanloop te oefenen. Overigens mag ik op grond van mijn leeftijd met een tamelijk lullig speertje werpen. De seniorspeer weegt 800 gram en is 2.60 lang, mijn werptuig is 600 gram en pas zo ongeveer in de handbagage. Verder is het zo dat een beetje serieuze speerwerper speciale spikes heeft die, anders dan sprint- of middenafstand spikes, ook puntjes in de hak hebben. Ik heb zo’n kek paartje.
Ik was er klaar voor. Ik zou ze een poepje laten ruiken. Onder de deelnemers bevonden zich wat jonge gasten, die doorgaans participeerden aan de loopnummers, dus: geen specialisten. De man die enigszins in mijn buurt kwam qua mogelijkheden was een vent die zo’n 30 jaar jonger was dan deze jongen en dus aan de Grote Speer moest. Tijdens het inwerpen kwam ik evident verder. Daarbij was ik de enige met die speerspikes.
De jongens namen een wat knullige aanloop op hun loopschoenen waarna ze de speer van zich afwierpen. Volgens mij wreef ik toen mijn ogen uit. Het was een allemachtig eind voor deze onnozele werpers. Toen was ik. Een aanloop met negen passen, remmen dankzij die spijkers in de zool, waarna ik de speer krachtig van mij afwierp. Zo’n tien meter minder dan die blijde boys. Daarna kwam mijn soort van concurrent. Hij maakte tijdens zijn aanloop, die iets weghad van de gang van een onwillig paard voor een barrière, nog een grap en wierp zijn grote speer een waanzinnig eind. Opnieuw knap veel verder dan mijn minispeertje.
Om het wedstrijdverloop enigszins beknopt te beschrijven: het was tamelijk kloten. Hoewel mijn aanloop voorbeeldig was en ik die aanstellerige flashy spikes droeg, was mijn optreden desastreus.
Ik ga weer trainen voor het hardlopen.
Erik Endlich