Wandelen is geen sport. Althans, in de ogen van de hardloper. Wandelen doe je richting start misschien, of na de finish op weg naar je auto. Hoewel vanuit trainingstechnisch oogpunt dribbelen beter is. Wandelen is voor bejaarden, sporthaters, caravanliefhebbers en hondenbezitters. De rest doet alles behalve dat wandelen.
Toch kun je ook snelwandelen. Dat is wel een sport, omdat sommige van deze supersnel wandelende wandelaars soms een wedstrijd over vijftig kilometer doen. Vijftig kilometer! Het is een sport voor zonderlingen, zo komt het mij voor. Deze atleten lopen als in Monty Pythons Ministry of silly walks: ze lopen vreemd vanuit hun heupen en met stijve benen, terwijl steeds één voet aan de grond moet blijven. Wie dat drie keer niet doet, wordt uit de race gehaald. Gemiddeld blijft er dan van het peloton een atleet of vijf over. Een wonderlijke discipline. Dan is er nog het sportieve wandelen. Daarin heb ik zelfs een licentie voor – merk ik beschroomd op. Het is korte tijd een ware hausse geweest, toen lieden al dan niet met gewichtjes en met pompende bewegingen van de armen er fiks de pas inzetten. We praten over de jaren tachtig. Populair onder onze zwaardere medeburgers, die aldus trachtten calorieën te verbrandden. Tevergeefs, wat de teloorgang van deze tamelijk ridicule wijze van voortbewegen verklaart.
Daarna kwamen de stokken. Oorspronkelijk bedoeld voor bejaarde bergbewoners, maar salonfähig gemaakt voor de laaglander door de stellen dat het ritmisch bewegen van de stokken goed is voor het bovenlichaam. Alsof je peddelt in een motorboot. Af en toe kom ik zo’n blijde colonne meest druk kleppende dames tegen, die de stokken achter zich aanslepen, zodat zo’n clubje een stofwolkje veroorzaakt.
Enfin, laat ik de billen ontbloten en zeggen, dat ik er heel wat afwandel. Doorgaans met een aanmerkelijk gewicht, die de wandelbeweging enorm veel zwaarder maakt. Onze Labrador is namelijk lui en het corpulente dier laat zich slechts met tegenzin naar het gemeentelijke groen slepen. Verder lopen de wederhelft en ik mee met de personeelsvereniging van ons kantoor. Er worden dan buitengebieden bezocht en vervolgens een uitspanning aangedaan waar dan een traditioneel hutspotdiner wordt opgediend. Dat alles dankzij de maandelijkse bijdrage aan die personeelsvereniging. Daarvoor moet je dan wel die wandeltocht doorstaan, wat geen sinecure is. Je stiefelt namelijk in een file door de bossen, dat alles in het tempo van de meest langzame lopers.
Dat is schokkend traag kan ik u verzekeren. Waar de eega en ik doorgaans met ferme pas door woud en stadscentrum benen, lopen veel collega’s alsof ze continue op zoek zijn naar op de grond gevallen contactlenzen. Zo vibreren wij over bospad en B-weg, waarbij de omgeving als een vertraagde film voorbij trekt.
Als ik dan de volgende dag ga hardlopen, lijk ik met WARP-snelheid door het landschap te snellen. Ik ben nu eenmaal een adrenalinejunk.
Erik Endlich