Donderdag 21 november 2024
Twentesport

Tobsportstad

Geplaatst op 26 mei 2020 door   ·   Geen reacties

De vraag of Almelo een ideale omgeving is om topsporter te worden, is niet één twee drie te beantwoorden. Om te beginnen heb je talent nodig. Het kan aan mij liggen, maar ik zie het niet. Zeker, er wordt gesport binnen onze gemeentelijke grenzen, maar veel stelt het niet voor. Het is allemaal breedtewerk, recreatief geklooi, amateuristisch keutelen. Dat werkt verstikkend voor het ambitieuze talent.

Talent wordt hier ook niet begrepen. Het meest schrijnende voorbeeld is nog altijdat van defamilie Wevers. Niet van Willem, maar van Sanne, zus en pa. Wilden graag in onze Hispahal trainen, maar werden er uitgeknikkerd. Want de Weversjes zaten de Dames 5 van het volleybal, het derde Koersbalteam van de bejaardensoos en enkele zaalvoetballende dikbuiken, die eigenlijk voor de braadproducten van de kantine kwamen, in de weg. De breedtesport, die met het oog op laatstgenoemd team plotseling een andere betekenis krijgt, plet de frêle talentjes als een bulldozer overrijpe kersen.

Een andere omstandigheid die de Almelose sportambiance bederft, is het roken. Overal in Twente neemt het aantal rokers af, maar niet in Almelo. De toename van Witte Wieven wordt niet veroorzaakt door vochtig struweel, maar komt van onze dampende stadgenoten. Terwijl er in Nederland een anti-rookoffensief bezig is om onder meer het paffen langs de sportvelden te verbieden, wordt in Almelo een persoon die vraagt of een tribune van Heracles misschien rookvrij mag zijn zodat zijn minderjarig nichtje geen nicotinevergiftiging oploopt, bijkans met pek en veren de stad uitgedragen. De bedreigingen zijn niet van de lucht. Die op zichzelf genomen al niet fris meer is.

Een lichtpuntje in deze malaise is dan wel weer, dat nergens zoveel trainingspakken rondlopen als in Almelo. In die zin is deze gemeente sportminded. Je ziet waarachtig een enkele stadgenoot, aldus gekleed, door het stadsbeeld rennen. Een enkele keer in groepen, zwoegend langs ‘s-Herenwegen, soms individueel, met bivakmuts op en een zak in de hand – een lunchpakket vermoedelijk. Aangemoedigd door velen.

Het is dus kommer en kwel langs onze sportvelden. Want kijk: ik was een aardig talent op de korte horden, maar ik had een trainer die meer had met langeafstandlopers, mijn vriendin vond mij thuis op de bank veel gezelliger en de competitie stelde geen reet voor. Mijn clubgenoten, die wedstrijdkleding droegen waarvan geen twee shirts dezelfde groene kleur hadden, werkten ongeïnspireerd hun nummers af en haasten zich naar de kroeg. Wij gingen de strijd aan met obscure clubs uit gehuchten die een atletiekbaan gemaakt van grof gravel hadden, welk terrein werd gedeeld met de veel grotere speedwayclub.

Ach, ik had de wereld rond kunnen trekken en op exotische stekken records – en geld – kunnen pakken. Nu steek ik een peuk in de brand, bestel een broodje bal in de kantine en krap in mijn glanzende trainingsbroek. Het regent, maar binnen is het warm. Wat is toch mooi om Almeloër te zijn.

Erik Endlich

Delen is sportief

Reacties (0)




Archief