Voor aanvang van een voetbalwedstrijd ziet de kijker soms een merkwaardig schouwspel: voetballers die zich onder leiding van een kennelijke looptrainer onderwerpen aan een warming-up. De spelers, die doorgaans in een week meer verdienen dan Anita en Henk in een jaar, huppelen, draaien en keren en springen dat het een lieve lust is. Het heeft iets van leerlingen in het basisonderwijs die lichamelijke oefeningen krijgen. De ernst waarmee die elftallen zich te buiten gaan aan deze rituele bewegingen maakt het nog wat amusanter.
Evident is overigens dat het niet raadzaam is om ter plaatste onmiddellijk tot de orde van de dag – in het onderhavige geval: voetballen – over te gaan. Dat vraagt natuurlijk om spierscheuringen en dergelijke. Wat niet op het tv-scherm is te zien betreft het onder het slaken van erbarmelijke kreten tegen de grond gaan, bij voorkeur nadat er een keer of vijf over het gras gerold is. Het kan niet anders of er is bijna dagelijks geoefend op deze vorm van theater, waarbij in dit geval niet een looptrainer maar een toneeldocent is ingehuurd.
Zulks steekt aanmerkelijk af tegen het fysieke leed dat hardlopers doorstaan. Weliswaar niet door toedoen van een tegenstander, maar vanwege het intrinsieke leed dat pijnloos rennen onmogelijk maakt.
Want lopers lijden. Niet alleen vanwege het diepgaan, maar vooral omdat ik geen atleet ken die niet zucht onder pijnlijke knieën, opspelende pezen of een rochelende longfunctie. Niet zelden wordt gerefereerd aan krakende wagens, die naar verluidt verder komen dan de geruisloze typen. Hetzelfde vermogen om pijn te lijden ziet men bij vechtsporten en dubieuze disciplines als waterpolo en wielrennen, waarbij respectievelijk onder water en op de weg menig tegenstander venijnig geknepen wordt of tegen het asfalt wordt gereden.
Die types miepen niet, zij ondergaan hun blauwe plekken, schaafwonden en botbreuken gelaten, zonder er een toneelschoolexamen van te maken. Overigens kan ik dat weten, want ik heb basketballers, voetballers en judoka’s conditietraining mogen geven. De laatste groep wekt verwondering, ik snap dat, maar hun coach vertelde mij dat men bij judowedstrijden vaak diverse partijen achterelkaar moet vechten: vandaar de behoefte aan conditietraining. Enfin, betrokkenen waren zonder uitzondering gemotiveerd, zij het dat voetballers na een korte warming-up slechts verder willen op voorwaarde dat ze een bal kregen. Zonder dit artikel weigerde ze de training te vervolgen. Als kinderen die dreinen om snoepgoed. Overigens waren het best aardige jongens.
Dat genoemde sporters geen echter lopers zijn, werd mij wel duidelijk. Voetballers lopen wijdbeens en kijken telkens om zich heen, judoka’s houden resoluut hun armen hoog en basketballers rennen het liefst heen en weer, als gekooide tijgers. Nu ik gewend was lopers rondjes te laten rennen, diende ik de andere sporters op geheel andere wijze te begeleiden: huppelen, springen, sjouwen, heen en weer rennen, een bal geven en daarmee spelen.
Lopers trainen is toch aanmerkelijk eenvoudiger.
Erik Endlich