Vandaag reed ik in de trein van Amsterdam naar Utrecht Centraal. Er zat een jongen naast me. Rood-wit shirt en nee; geen FC Twente.
Ik moest wel naast hem zitten. Het was spitsuur, de trein vol. Het was staan of naast een FC Utrecht hooligan plaatsnemen.
Ik koos voor de zitplaats. Als tukker blijf je tenslotte toch geïntrigeerd door deze Utrechtse voetballiefhebbers.
Hij pakte zijn smartphone. Zo’n grote, zo’n Samsung. Ik moest moeite doen om mijn nieuwsgierige ogen niet over zijn scherm te laten vlijen. Schandelijk natuurlijk. Maar voetbalwetten zijn er om te breken, toch?
Whatsapp:
Ayoub, midmid.
Nee man, ik ben een echte verdediger.
Ga je vooruit verdedigen of je ingraven?
Hangt af van het spel.
Maar in de hoek gedwongen worden kan ook heel bevrijdend zijn.
Ging deze conversatie wel over voetbal?! Even deed ik alsof ik argeloos uit het raam tuurde. De weilanden schoten voorbij. Mijn nieuwsgierigheid won. Ik leunde iets achterover en tuurde weer op het scherm van deze voetballer.
Een beetje pressievoetbal ben ik niet vies van.
Mooi, aanvallend spelen.
Een countertje, ook genieten.
Penetreren?
Mits ‘ie afgemaakt wordt.
Het geluid van een schot op doel kan ook mooi zijn.
Zeker. Maar alleen als de tegenstander daarna afdruipt.
Missie volbracht, ik kan douchen.
Ik sta paf, gooi mijn hoofd in mijn handen en durf geen letter meer te lezen.
Het zal normaal zijn bij de FC in het hartje van het land, maar deze Whatsapp-conversatie gaat over alles, behalve voetbal.