Winterspelen, dan moet ik denken aan sneeuwballengooien, met de slee achter de auto, naar de ijsbaan in het bos. In dit tijdsgewricht betekent het evenwel serieuze competitie in PyeongChang. Ik loop er niet warm voor, wat op zichzelf reeds een misplaatste opmerking is voor winterspelen. Maar die rondjes over een ijsbaan, een berg afglijden, salto’s met een snowboard, het zal mij jeuken. Om maar te zwijgen van dat kinderbaantje waarover volwassen schaatsers bocht aan bocht rijgen. Men wisselt soms van positie, waarin de spanning van deze merkwaardige discipline schijnt te liggen. Een tamelijk hysterische commentator moet ons doen geloven dat hierbij drama en glorieuze momenten hand in hand gaan. Ik geloof best dat de man met de onwaarschijnlijk naam Sjinkie Knecht zeer intensief traint om die schaats net iets eerder over de finishlijn te schuiven. Maar wat mij betreft kan hij al die moeite achterwege laten.
Het op een sleetje door een soort achtbaan van ijs: het zal ongetwijfeld kicken zijn, maar om dat nou als serieuze topsport te kwalificeren. Maak van die slee een enorme sigaar met plaats voor passagiers, en het heet plotseling bobsleeën. Lieden zitten opeen gepropt in een tamelijk ongemakkelijke intieme houding, waarbij de kunst is om de sneeuwrand niet te raken. Dat remt af en dan kom je zó maar tweetiende secondjes te kort, zodat je 47ste wordt. Eindigend in de achterste regionen: dat is doorgaans de plek waar de Nederlandse beoefenaars van deze Disneylandattractie eindigen. Met schaatsen is dat anders natuurlijk, maar hoewel het met duizelingwekkende snelheid beentje-over doen veel training en toewijding eist, is dit hardglijden in een steriel ijsstadion vergeleken met de Tocht der tochten – de Elfstedentocht – als de verhouding tussen een soepstengel en een driegangendiner.
Vooruit: er is wel een winterse discipline waarvoor ik zo maar een uur aan de buis gekluisterd kan zijn. Het is van oudsher een militaire happening uit Scandinavische streken. Ik bedoel de biatlon. Dat is het verplaatsen op loopski’s met een geweer op je rug. Aldus schuifelt men door een adembenemend fraai en geaccidenteerd sneeuwlandschap, waarna er plotseling een serie soort-van-grote-dartborden verschijnen. Hoewel zojuist als een gek gelopen met die lange latten en geholpen door telkens fors af te zetten met dito stokken, wordt de atleet geacht de rust en de concentratie op te brengen om de roos te raken. Ik vind dat stoer en spannend tegelijk.
Tijdens de looptraining heb ik daar wel eens een soort van atletisch Ersatz van gemaakt. Mijn atleten liepen dan met een hoog tempo over de besneeuwde baan – toegegeven: die weercondities zijn uiterst zeldzaam – waarna ze met ballen een doel in de vorm van een pilon moesten raken. De meeste lopers waren zo moe, dat het werpmateriaal alle richtingen uitvloog of halverwege de pilon in de sneeuw verdween. Toen waren de ballen zoek.
De Winterspelen is voor zonderlingen.
Erik Endlich