Hardlopen is afzien, er zit geen spelelement in, het is blessuregevoelig en je ziet er na jaren intensief trainen uit als iemand die kan figureren in spotjes om geld los te krijgen voor hongerend Afrika.
Deze boude beweringen zijn goeddeels waar. Behalve van dat spelelement. Het zal wel aan mijn fantasierijke belevingswereld liggen, maar ik wijk wat trainingsmethodiek betreft ernstig af van de meeste looptrainers. Die geven instructies in de zin van: “loop 350 meter in duurlooptempo 1, dan 150 meter versnellen, vervolgens 300 meter datzelfde duurlooptempo, dan 200 meter versnellen enzovoorts!”. Dit soort trainingen worden voorgesteld op een toon, alsof het een peloton soldaten betreft die wordt klaargestoomd voor het front. En dat, terwijl het in dit voorbeeld gaat om een gemiddelde loopgroep. Het betreffen zeker talentvolle atleten, maar dan omdat een de naaldkunsten beheerst, een ander niet onverdienstelijk blokfluit speelt en deze of gene een tekkel heeft die kampioen is geworden in Hannover. Verder hebben ze gemeen dat ze graag hardlopen. Dan is de taak van de trainer geen ander dan deze mensen blij te maken.
Collega-trainers kijken neer op blij trainen. Alsof ik geen weet heb van supercompensatie, VO2-max, periodiseren, tempohardheid en duurvermogen. Om maar te zwijgen van coördinatieoefeningen, souplesse en gevoel voor snelheid. Maar dat alles komt vanzelf als je een lunapark aan bolletjes, laddertjes, hindernissen, pionnen en elastiek neerzet. Dat vinden de mensen leuk.
Toen wij vorige week werden geconfronteerd met het unicum van een heuse en serieuze sneeuwlaag, ben ik direct de Winterspelen gaan regelen. Het werd een speeltuin voor liefhebbers van sneeuw. Om te beginnen had ik een kort slalomtraject neergezet, waarop de atleten in een vlot tempo omheen diende te rennen: aan de hand van een doorlopende klok konden de lopers controleren of ze hun tijd konden verbeteren. Daarna volgde de reuzenslalom, waarbij men na het passeren van de pionnen de snelheid diende op te voeren. Vervolgens ging men over op een heus biatloncircuit, waarbij men twee kastieballen meenam om na telkens 100 meter op een doel te smijten. Daarna de schans: een bolletje pakken, rennen naar een kist, afzetten en op de plek waar men terechtkwam het bolletje plaatsen. De kick was om bij een volgende poging het eigen record te verbreken.
Toegegeven: zo gepresenteerd lijkt het wat kinderachtig. Iets voor de basisschool, meer in het bijzonder de laagste groepen. Maar daarin vergist u zich. Het zich vlot verplaatsen in een losse sneeuwlaag is als het ploeteren door mul zand: spierarbeid van de bovenste plank. Tempo-oefeningen afgewisseld door duurlopen en explosief werk, dat was het resultaat van deze Wintergames. Dat de atleten hun zware trainingsarbeid regelmatig onderbraken om elkaar met sneeuwballen te bekogelen was dan weer goed voor de oog-handcoördinatie.
Buitenspelen voor volwassenen is wat de meeste lopers willen. Zonder de dwangbuis van schema’s, afstompende lange afstand-lopen, irriterende intervallen en: saaie trainers.
Erik Endlich