Zadelpijn van de hoekbank, een uitdraai van de Lezerstour op schoot, ravitaillering in katoenen tasjes liggend op de tafel, lossen tijdens het toiletteren en vooral surplace genieten. Ja, de Tour de France smeert mijn ketting.
Tijdens La Grande Boucle ben ik na het stappen een wielrenner. Met de mayonaise van de chasse patatte nog in de mondhoeken waan ik mezelf in de tour. Bij het omdraaien van mijn fietsslot draag ik een gele, groene en bolletjestrui. Ik heb instant grinta. Ik fiets mij, met alcohol als doping, het snot voor de ogen. Hoewel het maar 5 kilometer fietsen is, maak ik de tragiek van een totale touretappe mee. Er zijn valpartijen en hongerkloppen. Ik sta geparkeerd en linkebal met een denkbeeldige rivaal. Ik doe een sprint in mijn eigen straat die eindigt met een klap tegen de garagedeur. Als ik me omdraai zie ik de gordijntjes van de buren nog bewegen. Met de armen in de lucht ren ik naar de voordeur. Dronken van vreugde, mooie winnaar die ik ben.
De Tour doet wat met mij. Ik vind het heerlijk om een vakantiegevoel te kweken met het stemgeluid van Ducrot en Dijkstra. Uren gestrekt op de bank kijken naar tengere mannetjes die er een kwak aan geven. Wachten op de bus die binnen moet komen in een etappe waar de klassementsrenners elkaar bij de keel houden. Luisteren naar Herbert Dijkstra die met gestrekt tempo het zoveelste kasteel beschrijft. Ik krijg zin in wijnen en schimmelkazen die ik eigenlijk niet lust. Ik heb nu al heimwee naar de keelklanken van Dalida.
Man, wat ben ik blij dat we weer op de fiets zitten.