Onlangs jubileerde een collega-trainer. Hij is 40 jaar lid van onze atletiekvereniging. Holy smoke, dat is inderdaad een mensenleven – indien hij een neanderthaler zou zijn. Totdat ik in een zeldzaam moment zelf aan het rekenen sloeg. Dat doe ik namelijk bij uitzondering, aangezien ik in rekenkundig opzicht tot de primitieven behoor. Maar enfin, na enig gepuzzel, een check en dubbelcheck blijkt, dat ik reeds 44 jaar trouw ben aan de club. Tjesus.
Die enigszins idiote verbondenheid aan de atletiekvereniging geeft te denken. Met name nu ik – het is heus – ook reeds 41 jaar training geef. Aldus passeer ik de brave borst die mijn sportieve collega is op alle fronten. Sorry Gerrit!
Concluderend kun je zeggen, dat ik geen man voor verandering ben. Die constatering is natuurlijk killing. Het is niet van deze en enige tijd, om steeds hetzelfde te doen.
Dat is iets voor schaamrood op de kaken en een bedremmelde blik naar de grond, maar ik zie dat –mogelijk tegen beter weten in – anders. Om te beginnen was ik eerst pupillentrainer. Een goede investering, aangezien ik zelf een beginnende vader was, zodat ik in pedagogisch opzicht kon oefenen op het grut dat ik de beginselen van de atletiek bijbracht. Het scheelde ook, dat ik toen tamelijk vlot ter been was. Pupilletjes zijn namelijk watervlug, zodat ik tijdens de als warming-up dienende tikspelen na slechts uiterste inspanningen een kind een tik kon geven (dat wil zeggen: zachtjes), waarna deze gedwongen was mij te helpen. Het waren mooie jaren, want het rennen, springen en werpen geeft zodanig veel trainingsmogelijkheden, dat je die kindjes steeds vermoeid aan de ouders kon meegeven, wat aanleiding gaf tot veel dankbaarheid.
Later ben ik, na een leergang looptrainer, de ouderen (later: oudjes) gaan instrueren, zij het dat springen en werpen voor deze louter benende trimmers uit den boze is. Overigens ging ik jaarlijks naar bijscholingsdagen, wat tot algehele onrust onder die atleten leidde, aangezien ze dan weer blootgesteld werden aan al weer nieuwe trainingsmethodes en fitnessonzin. Er zijn geen conservatievere sporters dan hardlopers, hoewel fietsers ook geen types zijn voor voortschrijdend inzicht.
Aldus sprokkelde ik, onderwijl nog wat nationale titels bijeenschrapend, onverdroten en ongemerkt de jaren bij elkaar. Als er een geheim is om het plezier in trainen en training geven te behouden, dan is het humor – en daarmee het vermogen te relativeren. Ach: hoe vaak kom je niet een zwaar op de hand zijnde hardloper of trainer tegen, die slechts kletst over schema’s, beste tijden, ophanden zijnde wedstrijden, wat de concurrentie doet, welke blessures zo’n chagrijn plaagt. Voor de goede orde, dat zijn dan gasten die zich tot de landelijke top verhouden als een koets getrokken door één paard in vergelijking met de bolide van onze Max.
Mijn atleten rennen zich het apenzuur – maar hebben bovenal veel lol. Ergo: wie lang wil doorgaan, dient te lachen.
Erik Endlich