Hoe verder je in de rafelranden van het voetbal terecht komt, hoe mooier de verhalen worden. Allemaal leuk en aardig, het bovenaardse spel van Barcelona en de miljardensmijterij van Manchester City, het kan in de verste verte niet op tegen het kleine verhaal en de verstopte mysteries. Deze week ontdekte ik weer zo’n verstopt mysterie: Tony Mawejje. Of Tonny Mawejje, want om het nog mystieker te maken wordt zijn naam ook nog eens op verschillende manieren gespeld.
U hebt nog nooit gehoord van Tony Mawejje en dat is niet iets om u voor te schamen. Ik kende hem namelijk tot afgelopen zondag ook niet. Toch is hij international. Voor the Cranes, het nationale elftal van Oeganda speelde hij 39 interlands, als zijn Wikipedia-pagina goed is bijgehouden tenminste. Het mooiste aan Mawejje is echter zijn werkgever. Sinds 2009 komt hij uit in het witte shirt van Íthróttabandalag Vestmannaeyja, kortweg ÍBV, middenmoter in het IJslandse equivalent van de eredivisie.
Dat vereist allereerst wat uitleg. Sinds een jaar of tien ben ik verknocht aan het meest eigenzinnige land van Europa en ook aan zijn voetbal. Het kantelpunt was het moment dat ik als onderdeel van een reisgezelschap het stadionnetje van ÍA Akránes passeerde, daar waar je tijd kunt rekken door de bal de Atlantische oceaan in te schieten. Akránes is naar IJslandse maatstaven weliswaar een heuse stad, voor Nederlandse begrippen is het niet meer dan een vlekje op de kaart. Toch heeft dat vlekje spelers als Joey Guðjónsson, Grétar Steinsson en natuurlijk vooral Pétur Pétursson voortgebracht. Met een inwoneraantal dat ruimschoots lager is dan dat van Drenthe presteert IJsland op sportgebied sowieso opmerkelijk. De handballers pakten zilver op de Olympische Spelen van 2008 en de voetballers onder 21 nemen de komende weken deel aan het EK. Nederland niet. IJslanders spelen bovendien in alle grote competities van Europa.
Dan nu terug naar Tony Mawejje en ÍBV. Die club is zelfs naar IJslandse maatstaven een kleintje en een bijzonderheid. Afkomstig van Vestmannaeyar, een groep eilandjes voor de zuidkust. Iets meer dan vierduizend mensen wonen er nog op het steeds verder ontvolkende hoofdeiland Heimaey, maar toch trotseert de lokale voetbalclub ÍBV al enige decennia de grootmachten uit hoofdstad Reykjavík. In de jaren negentig werd de club nog twee keer landskampioen. En bovendien heeft ÍBV het mooiste “natuurlijke stadion” van IJsland en misschien wel van Europa. Pal onder een even imposante als grillige berg ligt namelijk de Hasteinsvöllur, waarvan de kleine zittribune nog nietiger lijkt door de adembenemende omgeving.
En daar speelt dus sinds 2009 Tony Mawejje. Held in Oeganda, die speelde voor clubs met illustere namen als Kampala City Council FC, Police Jinja en Uganda revenu Authoroty SC. Een fysiek sterke, energieke defensieve middenvelder. Zo’n typisch Afrikaanse speler dus. Ik wil echter nog veel meer van hem weten. Wat dacht hij toen zijn zaakwaarnemer hem polste voor het net uit de tweede klasse gepromoveerde ÍBV? Wie was überhaupt zijn zaakwaarnemer? Hoe kwam ÍBV bij hem terecht? Wat dacht hij toen hij aankwam op Heimaey, zo’n 65 breedtegraden noordelijker? En wat dacht hij toen hij kort na aankomst een bekerwedstrijd speelde op een kille toendra in Siglufjörður, voor enkele tientallen toeschouwers? En hoe bevalt het hem nu in de kleine vissersgemeenschap, ruim twee jaar later? Kennelijk goed genoeg om er nog steeds te zijn.
Helaas heb ik op al deze vragen nog geen antwoord kunnen vinden. Wat ik wel weet is dat ik nu al weer verlangend vooruitkijk naar het nieuwe seizoen. ÍBV verraste afgelopen seizoen weer eens vriend en vijand door derde te worden en zich te plaatsen voor de eerste voorronde van de Europa League. Binnenkort is de loting en eind juni wordt de eerste ronde gespeeld. Ik ga het volgen: hup ÍBV! Hup Tony Mawejje!