Zo heel af en toe ben ik nog eens getuige van een voetbalwedstrijd waarbij de sfeer op de tribunes wordt bepaald door wat er op het veld gebeurt. Jubel, afgrijzen, vreugde, verdriet, euforie en woede. Alles wat zich binnen een rechthoek van zevenduizend vierkante meter afspeelt, dringt met een oplopende adrenaline-curve door tot de rangen van het publiek. Zoals het hoort, zou je denken.
Het zijn helaas uitzonderingen geworden. Het product voetbalsfeer wordt tegenwoordig geclaimd door supporters, die zichzelf veel te serieus nemen. Zij claimen te pas en te onpas tegen het moderne voetbal te zijn, maar zijn daar zelf een tragische uitwas van. Niet de prestaties van de club zijn nog langer het ijkpunt, maar de mate van supporterschap van de eigen groep. Zolang de fans van de tegenpartij maar worden afgetroefd met een nog mooiere tifo-actie, zijn overwinningen, nederlagen en de stand op de ranglijst niet meer dan een voetnootje.
De wedstrijd is niet meer dan een podium voor de zelfbenoemde ‘echte fans’ om hun eigen bestaansrecht te bewijzen. Daarom prijkt op hun spandoeken niet meer de naam van de club die te zeggen te supporteren, maar die van hun eigen fanclan. En daarom trommelen en zingen zij negentig minuten lang computergestuurd en emotieloos door, wat er ook gebeurt op het echte podium onder hen. Doelpunten voor en tegen zijn maar een hinderlijke onderbreking van de anderhalf uur durende zelfverheerlijking.
Supporters die nog echt gemeend juichen, klagen, zingen en schelden moeten het heft weer in handen nemen en de moderne fans met hun eigen tekst om de oren slaan. Voetbal is van ons!