De afgelopen week overleden schaatscoach Ab Krook boekte de grootste successen in zijn carrière in de late jaren tachtig en begin jaren negentig. Hij kon droog vertellen over de successen van zijn pupillen, inzonderheid Bob de Jong, maar ook over vrouwen als Gretha Smit, Marianne Timmer en Moniek Kleinsman. Ze kenden Ab en Ab kende er nog veel meer.
Ik weet dit omdat ik erbij was toen de verhalen rondzongen, in de gelagkamer van Jos Vloedbeld van het café dat zijn naam draagt, zij het afgekort tot Vloedje, een café zoals een café moet zijn en zoals bezongen door Herman van Veen, dus zo’n café met een rijk verleden, een beetje schuin biljart en geen wc voor dames apart, maar óók een café met amper een toekomst, vanwege de regelzucht en de verbanning. ‘Ach, zo’n café, spoedig een herinnering.’
Afijn, in dat schenkhuis, inderdaad, mét biljart, zat ik dus met schaatsvolk de toestand van de vaderlandse hardrijderij door te nemen. Ik schat toch gauw een jaar of vijftien geleden. Waarom al die schaatsers daar die avond waren, ik heb geen idee, wel dat ik er nog wat fraaie quotes heb gescoord.
Erik Wiefferink, de hengstenman uit Denekamp, was er die avond ook. Hij handelde in alles, bij voorkeur in paarden en hij begeleidde Moniek Kleinsman die toen zover ik me kan herinneren meedeed aan Toppers te Paard bij de regionale omroep. Dat was de prehistorische vorm van Boer zoekt Vrouw. Alles heeft een begin en een eind, ook al kun je er niet altoos de vinger bij leggen.
Het was daar in die gelagkamer dat ik in gesprek raakte met Bob de Jong, een wonderlijk heerschap, de koning van de tien kilometer, die dankzij de wijze van coachen van Ab Krook over het ijs vloog in plaats van schaatste. De Jong won de olympische tien kilometer in Turijn, mede door Krook. Of was dat nou daarvoor? Maakt ook weinig uit, want wat mij bij vooral is gebleven is dat De Jong over alles een bijzondere mening had. Hij dacht behalve over schaatsen ook over (andere dingen in) het leven.
Ab Krook kende maar één jaargetijde en maar één plek, want de winter was hét seizoen van het jaar en de hoogste trede was de enige die op het ereschavot telde. Bob de Jong wilde ook winnen en deed dat vaak, maar wist dat dat tweede en derde plek ook mooi zijn. ‘Omdat’, zo debiteerde hij, ‘er zonder tweede en derde plaats ook geen eerste kan zijn.’
Daar ging Ab Krook in mee, ook gek van hardrijden op de schaats, een begeesterde man die voor die sport leefde. Ook een regelaar soms, want wie niet snel is moet slim zijn. Daar had hij zo zijn trucs voor. Het omzeilen van wetten die in de weg staan en praktische bezwaren.
Eerlijk gezegd vond ik de verhalen van Bob de Jong interessanter dan de van Ab Krook. Meer een filosoof. Hij kon praten in stiltes. Ook als hij weinig tot niets zei, gaf hij heel veel informatie. En hij kon goed drinken.
Het was een enerverende avond en nacht toen bij Vloedje. En omdat toeval volgens de grote filosoof Bob de Jong niet bestaat (‘Alles is chemie en chemie is alles’) moet men ook nog weten dat café Vloedbeld het geboortehuis is van Anton Huiskes, een faamrijk schaatstrainer… die daarenboven een (zie foto links) treffende gelijkenis toont met Gerard Reve, die trouwens niet zo’n goede schaatser was.
Han Pape