Gedurende het seizoen staat de zondagochtend bij ons thuis in het teken van de sport die ‘s middags plaats vindt. Een vast ritueel dat hierbij niet mag ontbreken, is het programma Match of the Day op BBCI, bij voorkeur met Gary Lineker, maar Mark Chapman is ook goed. Een beter begin van de zondag kan ik niet bedenken, waarna de aandacht zich verlegt naar het bereiden van een simpel lunchpakketje, doorgaans bestaand uit twee bruine sneetjes met jonge kaas (en omdat het zondag is een likje mosterd). Ontbijten is geen optie, maar dat is het door de week ook niet, dus dat maakt geen verschil. Verder nog een paar bakjes koffie en we zijn er helemaal klaar voor. Laat die kakkers (jawel, we hebben het over hockey) maar komen! Sinds een paar weken is het echter stil aan de overkant, want de competitie zit er op en de zondagochtenden vertonen een groot gapend gat. Noodgedwongen zet ik me dan maar voor de televisie en wat ik daar zie wil ik u niet onthouden.
Om tien uur mag Rick Nieman voor WNL het ochtendgebed openen. Ik kom hierop omdat de presentator in de begeleidende promo (schaamteloos gejat van de Andrew Marr Show) door het beeld hupt als een gereformeerde kerkganger met hoge nood. Zijn redactie begrijpt dat en het gastenbeleid kenmerkt zich dan ook door een hoog valeriaangehalte, waardoor het programma bezadigd voortmeandert als een ruisend bergbeekje op een ingekleurde ansichtkaart, met de hartelijke groeten van ons-kent-ons in conservatief Nederland. Rick Nieman is een tandeloze eekhoorn, die van de hak op de tak knabbelt en babbelt met zijn soortge-nootjes, gemoedelijk, gezapig en gemakzuchtig. Er gebeurt niets, maar niemand die het merkt. Tegenspraak is niet gewenst, want het moet vooral wel gezellig blijven. Voor schuren moeten we naar de Gamma.
Kortom, de ideale talkshow voor een Rennie-loze zondagochtend, en meteen ook de perfecte warming up voor Ivo Niehe, die om elf uur de zalfkwast overneemt en deze met verve hanteert. Wie zijn gasten zijn is minder belangrijk, hij lult toch overal doorheen en wat we vooral moeten weten is dat de man zestien talen vloeiend spreekt, hetgeen we uitsluitend letterlijk kunnen nemen, want luisteren is niet zijn grootste kracht. Ach, eigenlijk mogen we blij zijn dat hij dit voor ons wil doen, want Ivo Niehe is als de gezwollen glasblazer van zijn eigen spiegelpaleis natuurlijk veel te groot voor dit reservaat van vorsen en worken in ons kikkerlandje, waar stikstof de adem beneemt die we met een teveel aan CO2 misbruiken aan gelul in de ruimte. Het houdt niet op en gaat maar door. Let op mijn woorden: er komt nog eens een dag waarop we in het buitenland moeten uitleggen dat Nieman en Niehe geen merknamen voor een glijmiddel zijn. Gelukkig begint tegen drie uur de sport weer. En dan is zelfs de Formule I aan mij besteed. Als het maar beweegt.
Peter Bonder