Het is mij een raadsel waarom er een Conference League moest komen. Niet dat ik het niet snap, maar ik begrijp het niet. In de vorige zin staat niet voor niets drie keer ‘snap’ en dat zegt al genoeg. En om het snapwoord nogmaals te gebruiken snap ik wel waar het aan ligt. Vanzelfsprekend de vanwege de aandrift van voetbalwedstrijdorganisatoren om zoveel mogelijk competities te hebben teneinde zoveel mogelijk wedstrijden te kunnen verkopen aan zoveel mogelijk commerciële radio- en televisiestations. En de voetbalclubs, die eigenlijk internationale bedrijven zijn, multinationals par excellence.
Nu zal mij dat een zorg zijn, het is de wereld waarin wij leven, met alle aberraties van dien. Mogelijk ben ik een zonderling (voor mij geen scheldwoord), maar ik kijk amper nog naar voetbalwedstrijden op de computer en een televisietoestel heb ik al jaren niet meer. En dus ga ik, om van het spel te genieten, ongeregeld naar een veld of stadion. Nu ben ik niet de maat der dingen, maar ik wil een wedstrijd kunnen lezen, het hele veld zien, na en voor de wedstrijd hier en ook daar een praatje maken, zij het niet in persruimtes want om na afloop naar trainers luisteren vind ik helemaal niks. Het barst van gekmakende platitudes en bovendien heb ik het gezien.
Hoe meer wedstrijden, des te meer onzin. Dat is alvast één reden om te minderen. En dan dat extatische gillen en schelden, dat tieren en vloeken, dat dreigen en schelden.
Het zal de leeftijd zijn, maar en bijna vroeger was het toch anders in en om voetbalwedstrijden. Nog zie ik supporters, veel vaders met kroost, naar Het Diekman aan de Van Deinsestraat in Enschede wanderlen, altijd op zondag, en naar de Bornsestraat te Almelo.
Ik weet ook nog dat ik met een broer van mijn vader naar een training van FC Twente ging (waar Willem de Vries met een broodtrommel onder de fietssnelbinders ook net arriveerde), met mijn vader in een bus van de Oad naar Ajax (tegen het Celtic van de Vlo) en met een vriendenclub menig keer naar Gelsenkirchen om Blau Weiss te zien de geneugten in de Stubes te testen.
Overal kwamen vaders met kinderen naar het voetbalveld, soms hele families, en kon je in de omgeving van het stadion in plaats van pillen en pilsen waren thee en cake te koop.
Er was wel politie op de been, maar vooral om het verkeer te regelen, er werden olijke grappen en verkocht in plaats van snuiflijntjes. Je zag hele families in en om het stadion, en kinderen die op handtekeningen van hun helden. Ik had dankzij een vriendschappelijke wedstrijd van Ajax tegen een Nijverdals elftal, achter café De Adelaar te Nijverdal alle handtekeningen.
Lang verhaal samengevat: er waren tot diep in de jaren tachtig veel supporters van en bij voetbalclubs, het ging meer dan nu om de eer van de club. De wedstrijden om landskampioenschappen van Excelsior’31 (omheining van jute) en Voorwaarts Westerhaar (negen keer Niks in het veld en duizendkoppig publiek op platte wagens) staan me helder voor de geest).
Ach, het waren andere tijden, natuurlijk zit er een bult sentiment in en valt de vooruitgang niet te stoppen, maar het blijft mij een raadsel waarom er een Conference League moest komen. Niet dat ik het niet snap, maar ik begrijp het niet. Voor mij staat vast dat er geen ander belang is dan het belang van voetbalwedstrijdorganisatoren om zoveel mogelijk competities te hebben teneinde zoveel mogelijk wedstrijden te kunnen verkopen aan commerciële radio- en televisiestations. En de voetbalclubs, die eigenlijk internationale bedrijven zijn, multinationals par excellence. En zo knokken, slikken en snuiven we ons een weg naar commercie boven competitie.
Han Pape