Als doelman heb ik Mannie van Tellingen nooit in actie gezien, maar gesproken heb ik hem wel, drie jaar voor zijn overlijden. Van Tellingen was de bij leven al legendarische keeper van traditieclubs in de regio en vestigde zijn naam vanwege het verdedigen van vanwege zijn onverschrokken en spectaculaire optreden. Zijn sterrenfaam dankt hij met name aan zijn jaren onder de lat aan de Bornsestraat te Almelo. Hij heeft ook gekeept bij de Enschedese traditieclub Rigtersbleek. En bij Vroomshoopse Boys. Dat laatste wist ik niet toen ik hem sprak toen ik hem twintig jaar geleden, in 2003, drie jaar voor zijn overlijden. Ik vermoed zijn laatste interview.
Over zijn Vroomshoopse jaren vernam ik pas doordat mijn collega-columnist Harry Middeljans vorig jaar gewag maakte van zijn voetballende helden bij de Boys in zijn geboortedorp Vroomshoop, onder wie – jawel – keeper Mannie van Tellingen, maar ook Klaas Poel, Jan Veneberg, Bennie en Anne Gerrits, maar vooral Van Tellingen zou de aandacht hebben getrokken door de wijze waarop zich voorbereidde op een strafschop-tegen. Daar waar vrijwel alle keepers zichzelf zo groot mogelijk maken om het doel te verkleinen koos Van Tellingen steevast voor de hurkzit om na het fluitsignaal als gekatkatapulteerd naar een hoek te duiken, vaak de goede hoek, ja. Lev Jasjin van de Lage Landen, in een witte trui of een zwarte. Alles was zwart-wit bij deze keeper van uitersten, die niet toevalllig in zij topjaren bij Heracles speelde en later bij De Bleek.
Van Tellingen keepte zo goed dat het landelijk opviel. Hij ‘verdiende’ onder meer hierdoor een proeftraining bij Feijenoord. Om hem moverende redenen reisde hij een dag eerder al af naar Rotterdam waar hij het uitgaansleven van Rotterdam in kaart ging brengen en dat beviel zó goed dat hij het stadion van Feijenoord nooit heeft gezien. Mannie leefde zijn leven en zei nooit kannie.
Zoiets zou Arjan Kok, ook een ex-keeper van Vroomshoopse Boys, niet zijn overkomen, want hoewel die ook wel van een feestje hield bij de vele clubs die hij diende (na de jeugd van Vroomshoopse Boys name de keurkorpsen van HHC Hardenberg, Excelsior’31 Rijssen en SVZW Wierden) was ‘Kokkie’ een op en top keeper, zij het nooit uitgenodigd voor een proefwedstrijd in De Kuip.
Van Tellingen dus wel, maar Mannie raakte zoek in het bruisende uitgaansleven van Rotterdam. Hij kon er naderhand trouwens ‘met trots en glorie’ over vertellen. Dat deed hij ook toen ik hem sprak voor denkelijk zijn laatste interview. Overigens ging toenmalig Roskam-medewerker Joop Schepers mee ‘op reportage’ naar Van Tellingen. De heren kenden elkaar al wat langer. Het waren kerels van ik wankel van stavast die bij familie in Enschede woonde. Een heerlijk huishouden van Jan Steen, met veel sterke verhalen en voor de zekerheid ook sterke dranken.
Het werd een hilarische middag, met behalve luim en schuim, ook veel voetbalverhalen, waarin Heracles centraal stond. Het was een mooie middag, in alle opzichten, de zon scheen, het bier was ijdkoud en de verhalen kleurrijk. Mannie en Joop waren in alle opzichten aan elkaar gewaagd. Kleurrijke deugnieten, flamboyante onruststokers. Pietje en Bell. Het werd een meer dan genoeglijke middag, daar achter het huis aan het Walhofplein in Roombeek. Mannie woonde daar met een vrouw, van wie ik nog niet weet of het zijn vriendin, vrouw of kokkin was – mogelijk alle drie.
Behalve over voetbal ging het in de vierkante meter tuin uiteraard veel over de schelmenstreken van Mannie, over zijn bezoeken aan café ’t Naphuis aan de Ootmarsumsestraat te Almelo, ook Joop niet geheel onbekend.
Mannie was die middag enthousiast, ook al broos, maar een enthousiast causeur en poseur. ‘Hij heeft niet zo lang meer’, zei de vrouw. ‘Klopt’, riposteerde Mannie, ‘maar ik heb wel mooi een lang leven gehad.’
Drie jaar na het interview is Mannie overleden en Johan Derksen schreef naar aanleiding daarvan een machtig verhaal over een veelbewogen leven. Hij noemt Mannie een ondeugende, vermakelijke schuinsmarcheerder. Over de dag dat hij Mannie voor het eerst zag keepen: ‘Hij maakte in zijn witte outfit zó’n indruk, dat ik daarna geen wedstrijd oversloeg als Van Tellingen met Heracles en later met Rigtersbleek in de buurt speelde.’
Han Pape