De Tour de France heeft zijn kasseienetappe weer gehad. De rit over steenstroken, als een mini-Parijs-Roubaix uitgelegd in de laatste 60 km van de etappe heeft het nodige stof doen opwaaien. Het heeft wel iets, vind ik, die kasseistroken. Stoffig, ongelijk, gaten, alles is erin verwerkt. En veel publiek langs de kant.
In mijn vakantie fietste ik in Oostenrijk niet op, maar langs wat in eerste instantie een kasseistrook leek. Dat was het niet, wist ik, omdat ik bewust op zoek was naar deze strook. Een monument, aan het begin van de steile weg die leidt naar het voormalige concentratiekamp, of beter gezegd werkkamp Mauthausen. Een van de meest verschrikkelijke kampen uit de Tweede Wereldoorlog. Het kamp is bijna niet veranderd, ovens en gaskamers zijn nog steeds aanwezig. Het wordt door veel mensen bezocht, ook veel schoolklassen. Het is en blijft een schokkende herinnering.
Aan het begin van die klim dus het al eerder aangegeven monument, “Der Weg “. Gemaakt en beschreven door Ewa Kaya, een Poolse kunstenares. Maar niet gemaakt van echte kasseien, nee, het bestaat uit 100 betonnen hoofden, naast en achter elkaar gepositioneerd. Het is maar 7 meter lang, enkele rijen breed, maar het maakte een onuitwisbare indruk op mij. Ik kende het plaatje, de werkelijkheid vertelt het gevoel wat bij je opkomt: overweldigend. De diepere betekenis is nog overweldigender. Het portret van een mens, levensgroot in beton gegoten, 100 keer herhaald. Daardoor werd de individuele mens gelijkgemaakt aan de anderen, het individu lost op en gaat op in de massa, is niet meer dan een steen tussen andere stenen. Als materiaal benut.
In iedere oorlog verliezen de mensen hun recht op eigen keuzes. Ze zijn geworden tot legervlees, of slachtoffer van politieke manipulaties. Het monument is tijdloos, zo te vertalen naar de huidige oorlog in Oekraïne. Het zal ook nooit gebruikt worden in een wielerkoers. Maar het er, het blijft en dankzij Ewa Kaya stemt het tot nadenken, zo nodig in deze tijd.
En dat mag iedereen op zijn eigen wijze doen. Gelukkig maar.
Harry Middeljans