Is het leven van een sporticoon wel zo aantrekkelijk? Wat doet het met je als je aanbeden wordt door fans? Dat je niet meer ongezien op straat kunt lopen? Je weet, de fans hebben op de slaapkamer stickers, affiches en nagenoeg alles wat aan merchandise te koop is. Een grote supermarkt weet daar handig op in te spelen. ‘Voetbalplaatjes meneer’’? als ik nee zeg, vraagt de mevrouw achter mij of zij ze mag hebben voor haar kinderen Als sporticoon word je publiekelijk bezit. Alles komt in beeld, alles en iedereen heeft een mening over je. Iedereen wil iets van je.
Hoe moeilijk kan het zijn als jouw leven dermate wordt beïnvloed dat je liever niet die icoon wilt zijn die je als succesvolle topsporter ongewild toegeëigend krijgt. Tobben met bekendheid, prestaties die van je verwacht worden. Het eigen leven, de eigen waarden glippen door de vingers. Wielrenner Tom Dumoulin kiest voor zichzelf. Hij als icoon wordt in zijn eigen leven belemmerd. Het zijn de volwassenen die steeds riepen, ‘Je kan het, je bent zo goed, en nu de Tour nog winnen’. Het is misschien psychologie van de koude grond, hij ziet dat hij het ‘kindzijn’ in zichzelf aan het verliezen is. Nu is het moment voor hem om te analyseren. De aandacht en de druk van volwassenen werd voor hem ondragelijk. Voor kinderen had hij alle aandacht. Hij ontvouwde nieuwe initiatieven om de wielersport onder kinderen te promoten. Voor de jeugd had hij alle tijd. Geen druk van hen, wel de adoratie. Hij wist die adoratie als persoon te waarderen en dat om te zetten in het stimuleren van de sport onder de jeugd.
Hoe weet je dat je als sporticoon bestaat? Heel vaak niet.
Je bent bijna vier jaar, jouw ouders zijn bevlogen fietsers op de weg en de mountainbike. Bijna iedere zondag zie je, nu in de winter, het veldrijden –of zoals jij dit zelf noemt ‘fietsen in het zand’ op TV. De start, nog drie minuten voor vertrek, de over-shirtjes worden door de renners naar de verzorgers gegooid, de vijf rode lampen gaan aan totdat de laatste groen is, go. Het is de startprocedure zoals bij de formule 1. Alle aandacht is er voor Mathieu van de Poel. Tien tegen één dat hij de overwinning pakt. Kijk, en dat is wat Jens, mijn vier jarig kleinkind, ziet. Hij pakt zijn nieuwe mountainbike, gaat het pleintje op, wacht en gooit het shirtje aan de kant. Luid en duidelijk roept hij ‘Rood, rood, rood, rood, groen, go’. Hij rijdt een paar rondjes over het plein, door het gras, doet net of hij valt, tilt zijn fiets op voor een denkbeeldige trap, rijdt door het water, loopt een stukje door het zand en trekt in het zicht van zijn finishlijn zijn shirtje recht. Vlak voor de denkbeeldige streep gaan zijn handen omhoog. “Gewonnen’. En dan, zo uit het niets, onverwacht zijn reactie “ Ja het was vandaag niet gemakkelijk, ik ben wel een keer gevallen maar ben blij dat ik heb gewonnen”. Mathieu van de Poel of in zijn termen Matjoo. Hij alleen? Nee hoor. Zijn broertje Niek is ook van de partij. Is de een Matjoo, de andere is dan Karmun of andersom. Karmun is de teamgenote van Mathieu van de Poel. Carmen Alvarado, wereldkampioen veldrijden bij de dames, dezelfde sponsor, de zelfde fiets. Voor mijn kleinkinderen is er geen verschil. Zowel Mathieu als Carmen Alvarado zijn toppers, zijn voor de kinderen echte iconen zonder dat de sporters het zelf wellicht weten. En dat is maar goed ook. In stilte een sporticoon te zijn is beter dan de druk van buitenaf. Tom Dumoulin zal het kunnen bevestigen.
Gerard Kokhuis