Het is vandaag de laatste Ronde van Overijssel voor Jan Bakker die een volwassen leven lang (want 21 jaar) het gezicht van Overijssels Mooiste was. De architect van de koers legt in een openhartig gesprek, op een terras in Enter op weg naar de schilderijen van Jan Broeze in Elsenerbroek, uit waarom hij de tijd rijp acht in de rem te knijpen als preses.
Wat is de reden om nu te vertrekken, vlak vóór de Ronde van Overijssel de pensioengerechtigde leeftijd bereikt?
‘Juist daarom. Het is een natuurlijk moment. Volgend jaar maart word ik 70 en dan wordt de Ronde van Overijssel 65. Een mooi moment voor nieuwe mensen, ook een nieuwe voorzitter. Dus treed ik af. Natuurlijk is dat voorbereid, want er moet een goede overdracht plaatsvinden. Michel Vincent is een goeie opvolger, ik heb daar het volste vertrouwen in.’
Wat maakt hem geschikt, los van onomstotelijkheid dat Jan Bakker onvervangbaar lijkt te zijn?
‘Iedereen is vervangbaar als het erop aankomt, ik ook, zeker met Michel als mijn opvolger. Hij is een goeie vent, rustig, boven de partijen en ook boven de belangen. Hij weet vanuit zijn werk (directie De Groot Houtbouw te Vroomshoop, red) hoe je leiding moet geven en zaken moet aansturen. Belangrijker is nog dat hij zelf ook wielrenner is geweest. Een man die de koers kent, van binnenuit, maar ook iemand die in Markelo, waar hij woont, een plaatselijke ronde heeft helpen organiseren, dat komt hem nu dus mooi van pas.’
Wat was je eerste kennismaking met de Ronde van Overijssel?
‘Dat was de allereerste editie van de koers. Ik stond als vijfjarige jongen op het Park aan de hand van mijn vader. Ik denk dat het virus mij toen al te pakken moet hebben gekregen en nooit meer is verdwenen. De wielrennersgeur, de typische sfeer, de mix van individuele kwaliteiten en uitgekiend ploegenspel, Het is een volkssport en ook een beetje sociaaldemocratisch, met bazen en knechten, die zonder elkaar niks kunnen, maar samen sterk zijn.’
Zelf ben je geen hardrijder, maar een toerfietser, waarom, bij gebrek aan talent?
‘Vast en zeker, maar ook gebrek aan tijd. Ik moest werken. Fietsen heb ik voor de liefhebberij altijd gedaan, en ik was erbij toen de Tourclub Rijssen werd opgericht. Als je fietst, ben je vrij, je maakt de kop leeg en je krijgt er nieuwe energie van. En ook ideeën. Nog altijd fiets ik als het even kan twee keer in de week, meestal dinsdagavond en zaterdagochtend, met wisselende groepen, en niet te lang, een kilometer of zeventig tot tachtig, niet te gek en niet te hard, maximaal zo’n dertig aan het uur. Los daarvan hebben we ook al vele jaren als club onze buitenlandse tochten, naar Zwitserland, naar Italië en niet te vergeten naar Hongarije.’
Ben je een geboren organisator?
‘Ik heb wel iets organiseerderigs, maar je hoeft dat niet allemaal zelf uit te denken. Wie leiden wil, moet kunnen delegeren. Je hoeft niet alles te doen, het gaat erom dat het gedaan wordt. Goede mensen en op de goede plaatsen om je heen zijn belangrijker dan jij. Maak mensen enthousiast, geef ze verantwoordelijkheden. Aan de andere kant moet je wel mechanismen inbouwen. Je kunt niet alleen delegeren, je moet ook controleren, want vrijwillig is niet vrijblijvend.’
Wat maakt de Ronde van Overijssel zo speciaal?
‘Dat is ons prachtige landschap. We zijn blij dat de provincie dat nu ook inziet en erkent. Fietsen heeft behalve met sport raakvlakken met zorg, met welzijn, met mobiliteit, met gezondheid en met natuur en landschap, maar ook met recreatie en toerisme, dus met economie. We hebben de afgelopen jaren besteed aan het verknopen daarvan, de Ronde van Overijssel is een wiel met vele spaken, ook een vliegwiel, met initiatieven, zoals het project 365 dagen fietsen, het jaarlijkse Dorp van de Ronde en de hernieuwde organisatie van de tijdritten voor de jeugd, dit jaar in Bornerbroek, de Ronde van Twente in Enter en de districtskampioenschappen in Agelo. Ons doel is het wielrennen weer nieuw leven in te blazen en daar van alles mee te verbinden dat voor de Overijsselaars van belang is. Theo de Rooij en Hennie Kuiper trekken dit alles, de zogenaamde bike events, onder de naam Immer Weiter. Dat is de naam van de oudste wielerclub van Overijssel, uit 1871, die voor dit doel in Deventer heropgericht is. Ze omringen zich met fietsambassadeurs. Theo en Hennie brengen hun ervaring in. Dat is geweldig om te zien. Zo moet het, je moet als regio je helden hooghouden en inzetten. Dat is enorm belangrijk.’
Wie is jouw held als het gaat om de Ronde van Overijssel, wie is, kortom, de mooiste Overijssels Mooiste?
‘Zonder meer de Ronde van 2000, gewonnen door Bart Boom, uit Enter. Echt geweldig. Hij won puur als krachtmens en kwam finaal kapot maar supergelukkig solo over de streep. Op zich al geweldig, een jongen uit de buurt, maar er zit ook nog een verhaal aan vast dat het nóg mooier maakt. Een jaar eerder zat Bart mee vooruit in een groep van drie. Zijn ploegleider Han Vaanhold wou dat hij zich terug liet zakken naar het peloton, maar Bart rook zijn kans om zelf in zijn achtertuin te winnen en liet het op een sprint met zijn medevluchters aankomen. Hij won niet en kreeg bij de finish de volle laag van Vaanhold. Dat ging hard tegen hard en dat kwam ook niet meer goed. Het gevolg was dat Bart naar zijn oude club De Zwaluwen vertrok. In de volgende Ronde won hij dus na een heroïsche solo, en hij ging compleet uit zijn dak. In die overwinning zat alles: pijn, geluk, frustratie, wraak en even iedereen laten zien welke jongen de sterkste was.’
Wat ga je doen als je straks géén voorzitter meer bent?
‘Ik blijf betrokken en ze kunnen me inzetten waar iemand nodig is, als vrijwilliger. Met een vlag in een gevaarlijke bocht of bij een rotonde, het maakt me niet uit. Voor alle hand- en spandiensten ben ik beschikbaar. En natuurlijk blijf ik fietsen, want ik denk dat ik wel zonder de pet van de voorzitter kan, maar niet zonder de fiets. Verder ben nog voorzitter bij het Rijssens Museum, word ik nog wel eens gevraagd voor een advies of een paar hand- en spandiensten. Alleen thuis mag ik nergens aankomen. Koken kan ik niet en in de tuin schijn ik het onkruid te laten staan en de groenten weg te schoffelen. Dat moet ik dus laten. Dus dan pak ik de fiets. Een grote wens van me is ooit nog’es met mijn kleinzoon naar Zwitserland te fietsen.’