‘Oh, Ruud. Ik had het mis.’
“Wat, dacht je dat je gewonnen had?’
Het inmiddels al legendarische gesprekje tussen Annemiek van Vleuten en haar verzorger Ruud, na afloop van de wegwedstrijd op de Olympische Spelen nadat zij juichend, de armen omhoog, over de finish kwam. Vijfenveertig seconden duurde de euforie, toen kwam ze met een harde klap terug op aarde.
Anna Kiesenhofer zou het een zorg zijn. Zij was ruim anderhalve minuut eerder als winnares over de streep gekomen, na een vlucht die al vanaf de start was begonnen. Eerst met drie metgezellen, toen met twee en na nog een demarrage was ze alleen over. Dat deed de Oostenrijkse deed uitstekend, ze hield het tempo hoog en kon in wezen rustig de wedstrijd uitrijden, rechtstreeks naar de gouden medaille en de eeuwige Olympische roem, iedereen en vooral het Nederlandse wielervolk in ontreddering achterlatend.
Haar erelijst is niet lang, voornamelijk Oostenrijkse titels, en een etappe in de Ronde van de Ardeche, enkele jaren geleden. Reed toen voor Lotto-Soudal, in het enige jaar dat ze een contract bij een UCI-ploeg had weten af te dwingen. Het was een bewuste keuze om te proberen via een lange ontsnapping een goed resultaat te halen. Het lukte, en waarschijnlijk was zij zelf het meest verbaasd.
De kenners rolden over elkaar heen met verklaringen waarom het met Van Vleuten mis was gegaan. Hoe kon het Nederlandse team, met de vier beste rensters ter wereld zich zo te pakken laten nemen? Niet zo moeilijk, het zijn geen robots. En een team met alleen maar toppers ontbeert een werkpaard om het ontstane gat dicht te rijden. Ellen van Dijk werd node gemist, daarnaast had ploegleidster Loes Gunnewijk niet haar beste dag. Tja, als de wedstrijd verloopt volgens de wet van Murphy gaat het nu eenmaal mis.
Maar waar was de rest ? Die beperkte zich voornamelijk tot meerijden, alle ogen gericht op het Nederlandse team. De Poolse dames, het sterke Italië, Spanje, de USA, toen het moest waren zij er – ook – niet. De verklaring? Het is vrouwenwielrennen. Er wordt veel te veel gekeken, gewacht, te bang om initiatief te nemen. Natuurlijk had het Nederlandse team de kop erbij moeten houden, maar al die andere landen lieten zich ook naar de slachtbank leiden. Een voorsprong van meer dan tien minuten in een dameswedstrijd, dat is niet vragen om moeilijkheden, dat is een totale overgave. En dat mag ieder land zich aanrekenen. Maar wel Nederland voorop.
Voor Annemiek van Vleuten kwam het later met het winnen van de tijdrit gelukkig nog goed. En Anna van de Breggen had al een gouden plak in haar prijzenkast en was blij met brons. En met de champagne kon in ieder geval de vieze smaak bij de Nederlanders worden weggespoeld. Benieuwd hoe die andere landen zich nu voelen.
Al weet ik eigenlijk het antwoord wel.
Harry Middeljans